Schriftlezingen: Jes 60.1-6;  Ef 3.2-3a,5-6; Mt 2.1-12

De dromedarissen van Midjan en Efa met hun goud, wierook en mirre zijn de reden om dit op Driekoningen lezen. Maar hoofdstuk 60 van Jesaja is nog veel meer. Het biedt een uitbundig  toekomstperspectief voor Jeruzalem dat materieel en geestelijk in puin ligt, maar weer het hart van de wereld zal worden. Ze wordt in luister hersteld; meer nog, wordt de stad van het universele licht. Niet van de straatlantaarns, maar: God is het licht (zie 7x ‘licht’, 3x  ‘opgaan’ en 2x ‘schittering’). Je kunt in Jesaja 60 de levenstocht van het volk Gods, maar ook van ieder persoonlijk  horen. Het begint in het donker -dan daglicht -dan werk gedaan- maar het wordt geen nacht, geen donker, want “God zal je licht zijn voor eeuwig”. Heet de dag daarom Epiphanie? Omdat er iemand  zichtbaar wordt, omdat iemand zich laat zien. (NB: van zelfde stam als Cellofaan)

DRIE koningen, misschien was twee koningen beter. Drie, vanwege de drie koninklijke geschenken! Maar dat is wat al te Nederlands gedacht. Het verhaal is minder idyllisch dan het lijkt. Het gaat over koning Herodes, woonachtig in de hoofdstad, in een paleis, in Jeruzalem, met hofhouding, machtig leger en kerkelijk establishment ter beschikking. En over de ‘pasgeboren koning van de joden’, een kind nog. Twee koningen dus. De profetische voorspelling spreekt van “herder” . Dat hoort Herodes even niet. Voor hem is koning zijn: heersen, absolute macht.  En als hij hoort: Geboren in Bethlehem, dan ziet hij visioenen van concurrentie. Want Bethlehem staat gelijk met ‘uit het huis van David’ en alle verwachtingen daaromtrent.  De ster doet denken aan de wolk in Numeri 9.15, duidt de plaats aan waar God met zijn volk is. Deze ster wijst de wijzen (waar staat dat het er 3 zijn? En dat het koningen zijn? )de weg naar dit kind. Hier gaan ze op de knieën- hier eindigt hun zoektocht- ze zijn er.  (TomTom: bestemming bereikt).  Zij staan voor de niet-Israelieten, overstijgen de grenzen van Israël. Zij gaan voor hem op de knieën terwijl  zijn eigen volk hem afwijst.  En wanneer zij  langs  “een andere weg” terugkeren, wordt duidelijk dat ze veranderd zijn. Ze zoeken de koning  niet meer de machthebbers,  bij kerkelijke leerstelligheid. Zij gaan nieuwe wegen, zijn (weg)wijzer geworden. Hun doel verandert niet, maar de manier om er te komen wel. Dat is geen vanzelfsprekende weg. Heschel schrijft in: God zoekt de mens, blz 15: “Ons  probleem is niet hoe we moeten gaan, maar hoe we moeten omkeren”
En de  TomTom zegt: keer zo snel mogelijk om.

Henk Bloem, pastor

Blogs bij de lezingen van deze dag vindt u hier.