In de liturgische kalender is nieuwjaarsdag aan Maria gewijd. De blogs van deze week belichten haar plaats en rol in de kerk.

Vader

Hosea 11.1- geciteerd in Mattheus zegt:”….uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen”. In Hosea slaat dat op het volk Israel en later wordt het op Jezus toegepast. ‘Zoon’ heeft hier niet de betekenis van ‘afstammeling’, verwekt door, maar van: ‘hij is sprekend zijn vader’. Jezus was sprekend God. Hij was Emmanuel=God met ons.

De Nieuwjaarsdag is in onze liturgische kalender aan Maria gewijd. Paus Johannes Paulus II noemde haar “icoon van de kerk”  en in de Gemeenschappelijke verklaring van de Anglicaanse en Rooms katholieke kerk : “Maria, genade en hoop in Christus” staat: “Wij zijn het er verder over eens in Maria een voorbeeld van heiligheid, gehoorzaamheid en geloof te erkennen voor alle christenen. Wij aanvaarden dat het mogelijk is haar zowel voor als na de menswording als een profetisch beeld te zien van de kerk van God” en verderop in No 14 “Maria is degene die de dingen in haar herinnering bewaart, doorheen de buitenkant van de dingen schouwt (Luc 2.13,51) en die de binnenkant van geloof en lijden belichaamt (2.35). En voor de volledigheid: De pauselijke brief Ecclesia in Europa eindigt met een indrukwekkend gebed tot Maria, dat deze nieuwjaarsdag een breed perspectief meegeeft.

(Henk Bloem)

In: R.van Dijk e.a. Ontvangen : De religieuze bronnen van onze gastvrijheid. (Valkhof Pers, 2011) schrijft de pater marist (= van Maria)  Ton Bun ‘Een kerk naar het hart van Maria’.
Omdat ik deze niet op internet kan vinden , zet ik hem hier in volle lengte  onder:

 Op weg naar een mariale kerk

Met hart en ziel geloof ik in een Mariale kerk. Geen kerk die zich inzet voor grootse processies en die gigantische beelden inzegent, maar een kerk die leeft zoals Maria. Zoals Maria het bergland intrekt, vervuld van het nieuwe leven in haar, zo trekt de Mariale kerk erop uit en deelt in dorre tijden met mannen en vrouwen het verlangen naar nieuw leven, nieuwe hartslag, naar het onmogelijke dat mogelijk wordt. De Mariale kerk verheugt zich en zingt. Het kwaad in de wereld en het ongelukkig lot dat haar zelf treft, verhinderen haar niet zich te verwonderen over al het mooie en goede in de wereld en in de harten van mensen. Dat is, zo zegt ze, Gods werk.

God staat ook aan het begin van haar eigen leven. Ze weet hoe Hij als een moeder voor haar zorgt en hoe Hij als een vader, wachtend op de thuiskomst van zijn kind, op de drempel staat. Bladerend door het fotoalbum van haar leven ziet ze dat het onwaarschijnlijke gebeuren kan; foto’s van de omhelzing, de feestring en het grote feest vertellen haar van oneindige barmhartigheid.

Verder bladerend ziet ze Zacheüs in zijn vijgenboom, Matteüs en de tollenaars, een overspelige vrouw, een Samaritaanse, vreemdelingen, melaatsen en bedelaars, en een veroordeelde aan het schandhout. Zo ziet ze voor zich hoe de kerk is: een kerk die aan niemand wanhoopt, die de kwijnende vlaspit niet dooft, die vol medelijden zorgt voor ieder die, gewond door het leven, aan de kant van de weg zit. Ze is een veilige haven, een toevlucht voor hen die een misstap begingen. Ze is mater misericordiae, moeder van barmhartigheid.

De mariale kerk geeft geen antwoord vóór de vragen gesteld zijn. Ze gaat geen rechte, geplaveide weg. Ze kent twijfels, onrust, de nacht van niet-weten en eenzaamheid. Dat hoort bij hen die geloven. Ze gaat in gesprek zonder alles al te weten. Ze is bereid te delen in het zoekend geloven van mensen. De mariale kerk vindt haar thuis in het stille en eenvoudige Nazareth. Ze bewoont er geen kasteel, maar een huis zoals dat van anderen. Ze deelt het leven van alledag: ze praat, ze huilt, ze lacht en viert feest. Ze doet boodschappen en haalt water bij de put. Wanneer er iets te doen is in het dorp, een bruiloft bijvoorbeeld, is ze er. Dan luistert ze naar de verhalen van mensen. Maar ze leest hun nooit de les. Velen lopen graag even bij haar binnen. “ Er is een goede sfeer”, zeggen ze.
De mariale kerk staat ook aan de voet van het kruis. Ze vlucht dan niet weg achter stevige muren of in een lieflijke kapel. Ze vlucht evenmin in een vroom zwijgen wanneer ze ziet dat mensen verpletterd worden. Kwetsbaar en moedig kiest ze in woorden en daden steeds weer de kant van de zwaksten.

In de mariale kerk waait de Pinksterwind, de wind die ramen en deuren opent en tonen losmaakt. Eenmaal buiten neemt ze het woord, niet om de leer te verkondigen of om zieltjes te winnen. Ze vertelt dat de belofte in vervulling gaat, nu de strijd gestreden is en de boze draak verslagen. Over het hoe en wat daarvan kan ze alleen maar onbegrijpelijk fluisteren: om de overwinning te behalen, heeft God zijn wapens afgelegd.
Aan het eind van de Vespers zingt de kerk dagelijks het Magnificat. Ze verheugt zich, immers: God heeft deze wereld met zijn pijnlijke geschiedenis vol kwaad en geweld niet onbewoonbaar verklaard. Juist daar is Hij ons tegemoet gekomen. Aan het kruis zien we het warme hart dat Hij mensen toedraagt.

Aan de voet van het kruis is een nieuwe familie geboren, de mariale familie. Toen Hij zijn moeder zag en naast haar de leerling die hij liefhad, zei Jezus tot zijn moeder: “Vrouw, zie daar uw zoon”. En tot de leerling : ”Zie daar uw moeder”. En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis (Joh 9.26-27).

Zusters en Broeders, neemt deze uitnodiging ter harte en heet Maria welkom bij u thuis. Ga met haar uw weg. U zult het geluk kennen te beminnen en bemind te worden. De kerk zal in deze wereld, zoals Theresia van Lisieux zegt, een hart zijn van brandende liefde.

(Francois Marc 1949-1990).

Meer verdieping vindt u op de pagina met de lezingen voor nieuwjaarsdag.