Lezingen: Jozua 24.1 – 18 en  Johannes 6.60-69

“We zijn d’r bijna, maar nog niet helemaal.” Jozua, opvolger van Mozes, heeft het volk in het land van belofte gebracht. Voor zijn sterven (24.9) roept hij heel Israel (24.1) bij elkaar, blikt terug hoe God vanaf Abraham met hen opgetrokken is en hen dit land gegeven heeft. Nu zijn ze er! Maar…. nog niet helemaal…

In de samenvatting (vers 2-13) spreekt hij namelijk niet over de gave van de Torah op de Sinaï. De tocht is verleden tijd, maar de gave van de Torah niet! Die is een blijvende opgave. In vers 24,14 concludeert Jozua daarom met: “Nu dan …Vreest de heer, dient Hem….” Aangekomen in het land moeten ze duidelijk zijn. Kiezen ze voor de Heer, voor zijn Torah, of laten ze alles bij het oude en zal ook dit land weer een slavenhuis, een samenleving van onderdrukking en uitbuiting worden net als vroeger Egypte. God, zegt Jozua, heeft zich aan zijn beloften gehouden. Nu vraagt Hij dat u zich eveneens aan uw verbondsverplichtingen, aan de Torah, houdt. Jozua waarschuwt nog (vers 19vv) dat het niet makkelijk zal zijn, en dat ze er niet te licht over moeten denken. Maar het volk kiest bijna met jeugdig enthousiasme: “Wij willen de Heer dienen en naar zijn stem luisteren”. Dat belooft wat!

Is dit gewoon een stukje Bijbelse geschiedenis: over vroeger? Of gaat het over onszelf; over onze trektocht door het leven, onze keuze voor de ene God, onze goede voornemens, en onze voortdurende terugval op de vleespotten van Egypte? Terugval op een wereld die allesbehalve land van belofte is?

Net als ‘de Joden’ hebben ook de leerlingen (ook ‘Joden’!) van Jezus moeite met zijn: ”Ik ben het levende brood dat uit de hemel neerdaalt; wie van dit brood eet zal niet sterven.” Hoe moet je dat verstaan? Als je het letterlijk neemt is het bijna kannibalisme! Maar Petrus’ woorden iets verderop: “uw woorden zijn woorden van eeuwig leven”, maken duidelijk dat het niet letterlijk over fysiek brood gaat. Dat was niet de reden dat velen Hem zochten.  Jezus’ woorden geven leven, eeuwig leven nog wel. Wat Hij zegt en is -de heilige Gods!- is voedsel uit de hemel; maakt dat mensen méér zijn dan levende wezens!  Moeilijk? Geen simpele kost! Maar we heten niet voor niks naar hem: christenen! En Jezus en Petrus zeggen beiden dat dit een ‘geloofskwestie’ is (vers 64,65,69).

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier