Schriftlezingen: Deuteronomium 6:2-6; Marcus 12:28-34
Willibrord zondag in het Nederlandse.

De context is belangrijk: het volk staat op het punt het land van de beloften (is dat hetzelfde als: beloofde land??), binnen te gaan. Om daar te leven, werkelijk te leven zijn er voorwaarden:
a) ‘Vrees God’- het best nog met ‘ontzag’ te vertalen.
b) ‘Hem moet je liefhebben’ ( niks geen ‘bang/angstig’. En dat niet alleen met woorden, maar je moet het in je hart prenten). Basale lessen voor geloofsopvoeding en om te leven in dat nieuwe land!

Driemaal daags bidt een gelovige Jood “Sjema Israel” = Hoor, Israël, De Heer is onze God, De Heer is de Enige. Deze woorden zijn een sleutelpassage in de joodse spiritualiteit; ze zitten zelfs in het kokertje dat dit bij het in- en uitgaan van je huis telkens in herinnering roept. Vertalen is niet zo makkelijk. Zo wordt de Godsnaam ‘JHWH’ consequent met ‘Heer’ vertaald. Heel begrijpelijk, want Joden spreken die godsnaam nooit uit, vanuit het besef dat je God niet zo bij zijn naam kunt noemen/roepen zoals bij ‘Piet’ of ‘Gerda’! Ontzag voor die naam laat hen steeds ‘Mijn Heer’ zeggen als er ‘JHWH’ staat.

Maar in het Nederlands is ‘Mijn Heer’ een mannelijke benaming. Zou ‘de Eeuwige’ niet ruimer, omvattender zijn? En zou ‘Enige’ of ‘Eén’ niet beter uitdrukken dat JHWH niet zomaar één van de vele goden is; maar ‘enig in zijn soort’, onvergelijkbaar met andere goden? De zin staat in de context van Mozes’ oproep tot ‘horen/Luisteren’ (Sjema) naar Gods geboden en ze nauwgezet volbrengen. En die oproep geldt iedereen, niet alleen mannen.

In een (religieuze) wereld van wetten en voorschriften – zoals de joodse was, en ook onze kerk, denk aan het beruchte opgestoken vingertje! – is het logisch dat de vraag opkomt: Wat is nu het belangrijkste, wat is de kern? Jezus verbindt dan Deuteronomium 6.5 met Leviticus 19.18, de liefde voor God met liefde voor de naaste en zegt: “Er is geen gebod groter dan deze”. Geloof in, liefde voor God en liefde voor alle schepselen die mens zijn zoals ik, horen te samen. En groots dat Jezus dan deze schriftgeleerde een veer op de hoed steekt en zegt: “Jij staat niet ver van het Koninkrijk Gods waar ik het steeds over heb”. Hij veegt niet alle schriftgeleerden op één hoop. Ordent mensen niet in in hokjes, partijen, rassen en talen die meer tegen elkaar dan met elkaar optrekken.

Het gaat hem om wat iemand denkt, leeft. Dat is belangrijker dan tot welke groep iemand behoort (denk ook aan Zacheus, of aan Mc 9.38 waar de leerlingen iemand willen weigeren omdat hij niet “één van ons” is. In de incarnatie – dat in de persoon van Jezus God onder en met ons leeft en woont – wordt die symbiose van liefde tot God en tot de naasten op een unieke wijze geconcretiseerd.

Henk Bloem, pastor

 

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier