Schriftlezingen: Handelingen 5.27b-32, 40b-41; Johannes 21.1-19

De verkondigingin de naam van Jezus’ gaat succesvol door: heel Jeruzalem is er vol van. Maar deze verkondiging ontmoet ook weerstand van de joodse religieuze leiders, want zij krijgen de schuld van Jezus’ dood.

Petrus, weer haantje de voorste, benadrukt daarentegen de continuïteit. Hij ziet een rechte lijn van ‘De God van onze ( Merk op: ‘onze’, niet ‘jullie’) vaderen’ naar de verrijzenis van Jezus. Een rechte lijn vanuit het joodse geloven naar Jezus die door God als Roerganger en Redder voor Israel gepresenteerd wordt. En als die rechte lijn er is, dan is het ook een vergrijp om Jezus te kruisigen. Petrus noemt hem: Redder ! Maar niet door van het kruis af te komen, door zich machtig en onaantastbaar te tonen, zoals zijn spotters bij de kruisiging hem toeroepen. (Luc. 23.35-39). Maar juist door de weg van het kruis, van de minste tot de zijne te maken. En ‘Leidsman’ past bij het thema van ‘de Weg’, dat dierbaar is aan Lucas (Lucas 9.51 en vv.). Hij noemt de Christus-gelovigen ook “aanhangers van de Weg” (Hand 9.2). Een weg die Israël aangeboden wordt.

Doordat onze liturgie enkele regels uit de lezing weglaat, komt de vrijlating en vreugde van de apostelen omwille van Jezus vervolgd te worden, wat in de lucht te hangen.

Johannes vertelt hoe het de leerlingen vergaat na Jezus’ dood. Het zijn eigenlijk zijn: ‘handelingen der apostelen’. Nu Jezus er niet meer is, is het drie keer niks: ze vingen niets, wisten niets, en hebben niets te eten. Maar dan vanaf vers 6 draait het om, door Jezus lukt alles ineens wonderwel: het net zit overvol! De geliefde leerling herkent de Heer, en Petrus (Hij! Blijkbaar de anderen niet) trekt zijn doldrieste conclusies, springt in het water en trekt het overvolle net bij het barbecuevuurtje. En ondanks de grote vangst “scheurde het net niet”, waarbij in het Nederlands ‘net’ als onderwerp of als bijwoord kan gelden (in het laatste geval is ‘het’ onderwerp. Voor ‘scheuren’ staat in het Grieks: schisma dat ook in Joh. 7.43; 9.16 en 10.19 verdeeldheid, uiteen vallen, onder mensen aanduidt. In Joh. 19.24 wordt het toegepast op het kleed van Jezus dat van boven af [vanuit de hemel] uit één stuk geweven is: dat mogen ze niet schismatiseren, niet in stukken verdelen. Want Jezus staat voor eenheid. Hier schismatiseert het net niet! En zo lijkt hier het gebed van Jezus in Joh. 17.21, “mogen allen één zijn, …. opdat zij één zijn zoals Wij één zijn” vervuld te worden. Vervuld? Of een ideaal dat nog steeds het schaamrood op onze wangen brengt?

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier