Schriftlezingen: Genesis 3.9-15; 2 Cor 4,13-5.1 en Marcus 3,20-35.
Met de zin ‘Waar ben je’ opent God (Gen 3.9) de geschiedenis van de mensheid. Het Hebreeuwse ‘adam’ wordt vertaald met ‘de mens’, niet om daarmee één mens, maar ‘de mensen/de mensheid’, tegenover ‘God’ aan te geven.
In het mensbeeld van Genesis zijn wij mensen geen hulpeloze speelballen met twee linkerhanden. Wij zijn verantwoordelijk voor ons eigen leven, voor dat van onze medemensen en dat van de hele schepping. Die ‘verantwoordelijkheid’ blijkt in woorden als: heersen over de vissen, de vogels, tamme dieren en wilde beesten en ook heers over vissen, vogels, gedierte. De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen leven en dat van zijn medemensen en dat van de hele schepping.
In Genesis 4.9 zegt de Heer tegen Kain: ‘Waar is uw broer Abel?’ Is die vraag een vervolg op Gods vraag aan de mens: ‘Waar is uw broer?’ (3.9). Er is één boom waar de mens faf moet blijven (2.17) namelijk die van de kennis van goed en kwaad (2.17). Die is niet voor mensen, is voor God; gaat een mens te boven. Maar schuld bekennen is moeilijk. De mens schuift zijn verantwoordelijkheid graag van zich af naar de vrouw – en die weer naar de slang. Zo praat hij zichzelf schoon.
Het blijft voor mij een raadsel waarom deze boom midden in de tuin, op een opzichtige plaats wordt neergezet. Je móét hem wel zien, kunt er niet omheen. Is dat omdat zo’n boom in elk mensenleven wel een keer opduikt? Omdat er grote aantrekkingskracht vanuit gaat?
2 Cor 4,13-5.1
Paulus is een doorzetter: geeft het niet meteen op. Zijn eerste missie in Korinthe was geen succes. Nu spreekt hij zichzelf moed in: ‘Wij geven de moed niet op’(2 Kor 4.1 en 4.16 ). En ook wel drie keer: ‘We houden moed’ (2 Kor 56-8). Hij wil niet weer een afgang. ‘..mijn eerstvolgende bezoek aan u mocht onder geen beding weer een bezoek in droefheid zijn.’ Tegen die achtergrond versta ik 2 Korintiers. Paulus slaat een andere toon aan: ‘Wees mijn navolgers, zoals ik het ben van Christus’. En de bereidwilligheid daartoe is al voldoende.
Tenslotte de evangelielezing, Marcus 3.20-35
De menigte dringt zich op. Eten kun je wel vergeten,met deze omstandigheden. En Jezus’ familie gaat ook steeds meer aan hem twijfelen. De Schriftgeleerden denken hem bezeten en in de macht van de duivel. Dan zegt Jezus: ‘Kan dat? Dat de ene satan de andere uitdrijft? Dan brengen ze toch elkaar om zeep? Vechten ze toch elkaar de deur niet uit. Hoe dan ook, maar als de heilige Geest wordt gelasterd zit je er voor eeuwig aan vast.
Emeritus pastor Henk Bloem
Lees voor meer verdieping van de zondagslezing de Blogs van de week.