Schriftlezingen: Ezechiël 17,22-24; 2.Korinthe 5,6-10 en Marcus 4,26-34

Ezechiël 17,22-24
De Willibrordvertaling van de bijbel zegt in de voetnoot bij deze verzen: ‘Aansluitend bij het raadsel en haar uitleg wordt hier het toekomstig herstel van de dynastie van David aangekondigd.’
De Heer God is in 17.22-24 aan het woord. Spreekt van één grote belofte die ‘IK, de Heer, heb het gezegd en ik zal het doen.’ Hij zal het huis van David, dat gereduceerd is tot een nietig twijgje, doen groeien en tot bloei komen, dankzij de Heer God. Zo is het een hoopvol raadsel met uitleg. — hoop doet leven. Zeker ook na profetieën als: ‘Ik zal hun een nieuw hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste uitstorten(…) en hun een hart van vlees geven’ (11.19). NB: In hun binnenste storten, en niet: over hen heen blazen. (Gen. 2.70).

Marcus 4.26-34 vertelt van ’t piepkleine zaadje dat toch groeit, vrucht draagt en uitgroeit tot volle aren. ‘t Kleinste zaadje groeit uit tot zo’n boom dat ze schaduwrijk voor de vogels is. Hier zie je Marcus 4.34 gebeuren voor je ogen: ‘x zonder gelijkenis sprak hij niet tot hen.’

De verzen 2.Kor 5.6-20 staan tussen Ezechiël en Marcus in. Ze sluiten enerzijds bij de onmogelijke kleinheid van twijgje en zaadje aan en anderzijds bij de hoop. En ‘hoop doet leven’, ook van klein naar groot.

Emeritus-pastor Henk Bloem

Lees voor meer verdieping van de zondagslezing de Blogs van de week.