Schriftlezingen: Jeremias 23.1-6; Marcus 6.30-34.

‘Volk Gods’ heet Israël, maar de leiders laten het volk verloren lopen en omkomen. Kortom: Wanbeheer!  Grote leiders als Mozes en David worden beiden vanachter de schapen (Exodus 3.1 1; Samuël 16) geroepen, en dat Jezus tussen de schapen geboren wordt, een betere vooropleiding om de Goede Herder te worden, en het volk Israel te ‘redden’ (Lucas 2.14) is er niet.

Maar deze leiders gedragen zich alsof de kudde van hen is alsof het om hen draait. Maar ze is van de Heer (mijn kudde; mijn volk; mijn schapen). De leiders zijn alleen in naam ‘herder’, het gaat hen niet om de vrede en veiligheid van de schapen, maar alleen om eigen voordeel. Daarom neemt God ‘t zelf weer in de hand,

(2x ‘Ik breng’ en 1x ‘Ik stel aan’) zorgt voor echte herders: Goede! (Johannes 10.11). In dat bijwoord ‘goede’ zit opgesloten dat het woord ‘herder’ voor van alles en nog wat wordt gebruikt. En Hij voedt hun verlangen door een toekomst in het vooruitzicht te stellen waarin een telg uit Davids huis, zijn gezalfde/Messias, leiding zal geven. ‘Gerechtigheid’ ligt aan de basis van ‘bevrijding’, ‘veiligheid’ – niet ’corruptie’, nepotisme, bevoordeling van eigen clan of eigen belang. Zijn naam zal zijn: ‘DE Heer, onze gerechtigheid’- niet IK, maar DE HEER. Tegen de zwarte achtergrond van de ballingschap klinkt deze herderschaps-metafoor verlokkend. Maakt dat Israël er verlangend naar uitziet. Een managementtraining zou zijn voordeel kunnen doen met lezingen over herders/kudde.

De apostel Paulus geeft aan het eind van zijn brieven steeds de groeten mee. Bij de brief aan de Efeziërs niet! Sommigen karakteriseren de brief als ‘onpersoonlijk, vrij algemeen en beschouwelijk’. Veel mooie, theologische en spirituele woorden buitelen over elkaar hen en maken ‘t niet makkelijk om dat als lezing te aanhoren!

De Apostelen (van: apostelloo = ‘zenden’) brengen verslag uit van hun uitzending (6.7 vv). Jezus schat in dat dat vermoeiend werk was en nodigt hen uit om los van alle werk en mensen tot rust te komen. Blijkbaar is ‘hard werken’ niet het enige. Ook rust is nodig, zoals in Genesis 2.3. Ze mochten niets meenemen—is dat niet om te zeggen: het hangt niet van henzelf, van hun dadendrang af. Is dat niet om hun Godsvertrouwen te benadrukken?

Als ‘Rust’ louter is om daarna weer uitgerust verder te kunnen, dan draait het om hen zelf. Rust wil ruimte scheppen voor Gods doen. Het roept de Sabbat op (Genesis 2.2), roept ’t beloofde land op (Deuteronomium 3.20;12.9). En roept Torah op (zie bijv. Deut. 4.40; Deut. 5.12-15). Rust is ook een scheppingsdaad, is de voltooiing van ‘t scheppen. Maar ‘men’ kent geen rust; alleen maar doorgaan! Er is een groot verlangen gevoed te worden, geleid, onderricht te worden. Druk zijn ze op zoek: ‘Rusteloos is ons hart tot het rust vindt in U’, maar aan dat laatste ‘rust in U’ komen ze niet toe.

Jezus ‘voelt’ dat – zo vertaal ik het Griekse woord dat op een onderbuikgevoel duidt – en die honger (Mattheus 4,4 en 5,6) doet hem wat. Hij voelt het; het is de reactie van een herder. Zoals in Numeri 27.17, waar God gebeden wordt na Mozes weer een echte herder aan te stellen opdat ze niet als ‘schapen zonder herder’, of als ‘kippen zonder kop’?, rondzwalken. Zo sluit het Evangelie aan bij de verwachting ‘tot dat hij komt’ van de eerste lezing.

Henk Bloem, pastor

Blogs bij de lezingen van deze zondag leest u hier op onze website.