Schriftlezingen: Exodus 16,2-4,12-15   Johannes 6.24-35

In Eypte hadden ze in ieder geval te eten: de beroemde vleespotten. Misschien idealiseren ze dat nu, want ze werden uitgebuit, waren slaven. Maar dat was altijd nog beter dan niet meer te eten en te drinken hebben. Geen spoor van relativering, zoals Jezus zegt: “Is het leven niet meer dan ’t voedsel?” (Mt 6.25). Of ook “de mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat komt uit de mond van God.” (Mt 4.4) Leven wordt gereduceerd tot eten en drinken, en dat was er in Egypte.

Morrend uiten ze een doodswens: dit is geen leven! De 10 geboden betekenen een kantelpunt: enerzijds de Slavernij van Egypte en anderzijds Land van belofte. Aan jullie de keus. De God van Israël zegt: “Ik ben de Heer uw God die u uit Egypte, het slavenhuis heeft weggevoerd”. (Exodus 20.1). Bevrijdingsgod!

 

De manna en de morgendauw wordt als ‘bewijs’ van Gods blijvende zorgende aanwezigheid gezien: “dan zult ge weten dat ik de Heer uw God ben”. Maar zo duidelijk is het niet. De Israëlieten spreken van MAN-HU.  Dat is een vraag: wat is dat? Ze staan met hun mond vol tanden. In die naam MANHU verwoorden ze ook hun religieuze twijfel – kunnen/durven we te leven van wat God ons geeft? In de vragende naam MAN HU klinkt door dat brood uit de hemel iets nieuws, onbekends is. Kun je daarvan leven?

Brood uit de hemel, belooft de Heer hun. Geen gehamster, dat zou uit ‘morren’ voortkomen! Maar het vertrouwen dat het er morgen ook weer zal zijn, dat de Heer zal zorgen!

Dat de heerlijkheid van de Heer hen verschijnt, bevestigt dat God met hen is. Een basis-vertrouwen: het middel tegen ‘morren’.

De mensen zitten Jezus op de hielen, denken aan brood en willen er een slaatje uitslaan: ”Heer geef ons te allen tijde dat brood”. Zoals de vrouw bij de put zei: “Heer geef mij van dat water (Joh. 4.15).” Waarbij Jezus niet voor werken en daarmee verdienen, maar voor geloven en dan krijgen gaat. Bij Johannes wordt het brood tenslotte een persoon. Niet: Ik heb, maar ben het brood des levens. Het gaat niet om iets dat je kunt krijgen, maar om iets dat je kunt worden. Het overstijgt ons voorstellingsvermogen. Ze zoeken Jezus. Maar ze lopen hun buik achterna, zoals kinderen meer de snoepjes zien dan opa en oma die het geven. Snoepjes zijn zo weer op, maar de gever van dit voedsel – zijn aanwezigheid, zijn levenshouding, is duurzaam – zonder houdbaarheidsdatum.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.