Schriftlezingen: 1 Koningen 19,4-8; Efeziërs 4.30-5.2; Johannes 6.41-51.

Elia is op de vlucht voor Izebel, de moordzuchtige koningin, die niets moet hebben van profeten van JHWH.  Zij zweert bij ‘de goden’ (19.2) die door Elia op de berg Karmel voor schut zijn gezet. Maar nu is Elia gefrustreerd: ‘in dienst staan van de Heer’ (1Kon 17.1), en, in de lijn van zijn naam Elia (El=God, Ja= JHWH), ‘profeet van de Ene God’ zijn, heeft hem tot opgejaagd wild gemaakt. Hij vlucht, wil rust, eeuwige rust. Tweemaal toe port een engel/bode -NB. In vers 5 nog gewoon ‘bode’ in vers 7 wordt het ‘Bode van de Heer’; Elia beseft dus steeds beter WIE hem helpt!! – hem op om te eten en drinken om de lange tocht van veertig dagen en nachten aan te kunnen.

Horeb is de berg van Gods openbaring (zie: Ex 19) en het getal 40 roept de woestijntocht in herinnering, waarbij 40 geen kalendergetal is, maar aangeeft dat het een totale ommekeer is van Egypte naar het land van belofte, van slavernij naar vrijheid. Daar heb je nieuwe, andere mensen voor nodig! Tevens vraagt Mozes dat de Heer zelf, Zijn aangezicht, met hen meetrekt. Anders hoeft het niet. En Elia, die in zijn wanhoop van-God-los is, zal ook de aanwezigheid, de nabijheid van de Heer zelf ervaren (vers 12-13). Niet zoals op de Karmel in donder en bliksem en gewelddadig ingrijpen, maar in het suizen van een zachte bries. En vanuit die ervaring pakt hij zijn roeping weer op.
(NB. De hele Elia-cyclus omvat: 1 Kon 17- 2 Kon 2.18. Als je tijd hebt….lezen!)

In de evangelielezing vallen we midden in een discussie van Jezus met ‘de Joden’ (vers 41, 52). Nog wel: ‘In de synagoge’ (vers 59) – dus een hoog theologische discussie. Het gaat om Jezus’ verklaring: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald”. Daar ‘morren’ de Joden over, hebben ze grote bezwaren bij. Enerzijds omdat Jezus dit van zichzelf zegt: “Ik ben” maar ook omdat hij zegt “uit de hemel” te zijn. Jezus zegt eigenlijk: Ik (=mijn doen en laten, wat ik zeg) ben wat je van Godswege broodnodig hebt om als mens te leven.  Verhelderend is iets verderop Johannes 6.67-69 waar Petrus zegt: “In uw woorden vinden we inderdaad eeuwig leven”. Niet in brood van de bakker, wat je koopt, maar: in uw woorden zit Leven, zelfs eeuwig leven! Wat een pretentie!

De Joden ‘morren’ (vers 41,43) -niks nieuws, dat doen ze al vanaf de uittocht uit Egypte (Ex 15,4;15.24). En Jezus’ eigen leerlingen ‘morren’ als ze zeggen: Wie kan er naar zulke onzin luisteren? (vers 60-61). Ook zij kunnen dit nauwelijks geloven. Misschien hoorden de Joden in het “Ik ben” -woord van Jezus wel de Godsnaam JHWH meeklinken -dan klinkt het godslasterlijk in hun oren. Jezus’ weerwoord is niet bevredigend voor hen -velen keren zich van hem af. Misschien zijn ‘eeuwig leven’ en ’brood uit de hemel’ ook niet te be-rede-neren, te be-grijp-en, en gaat het hier om geloof, om vertrouwen.

Henk Bloem, pastor

 

Blogs bij de lezingen van deze zondag vindt u hier.