Schriftlezingen:  Deuteronomium 26:4-10, Romeinen 10:8-13 en Lucas 4:1-13.

In de veertigdagentijd zijn de eerste lezingen gekozen met het oog op de doop in de Paasviering. Ook als je zelf geen doopleerling bent, hebben deze lezingen je best wat te zeggen.

Deuteronomium (deutero = tweede; nomos = regel, wet) actualiseert de oude wetten van Mozes voor hen die al in het land van belofte wonen; brengt de oude wetten bij de tijd (vandaar: tweede wet). Nu moeten de Israëlieten jaarlijks vieren dat het land, de vruchten, niet VAN hen maar VOOR hen zijn. Ze krijgen ‘t. En wel van JHWH, de God van het verbond met Israël. Waar JHWH geschreven staat, lezen Joden: ‘De Naam’, of ‘Mijn Heer’; zo heilig, bijzonder is die naam dat ze niet proberen die uit te spreken. Bij dit ritueel hoort de oude geloofsbelijdenis, die de heilsgeschiedenis – de band met het verleden – samenvat en al aan het geloof van de dopeling denkt.
De Willibrord vertaling zegt dat men “STAANDE” bidt (Deut. 26:5) – hoewel er oorspronkelijk van “staan” geen sprake is. Staan, is de fiere houding van vrije mensen, rechtop. In een eucharistisch gebed bidden we ook: …voor u te staan en uw heilig dienstwerk te verrichten.
In de geloofsbelijdenis herinneren de Israëlieten zich hoe ze in het verleden als  ontheemden, vreemdelingen zelfs, als slaaf misbruikt en onderdrukt werden. Dank zij JHWH zijn ze bevrijd. Hij heeft hen dit land geschonken. Merk op: twee keer “geschonken”: het land is dus niet VAN hen maar VOOR hen. Deze belijdenis begint met “ik/mijn” in vers 5, gaat over naar de “wij/ons”-vorm (vers 6-9) en keert terug naar de “ik”-vorm (vers 10). Een samenspel van individu en gemeenschap. Wij kennen alleen : “Ik geloof in  God…” en “Ik belijd voor…” Zijn we ook liturgisch individualistischer geworden?

De evangelielezing is gekozen met het oog op veertig dagen vasten, en op woestijnervaring. Jezus komt VOL van Heilige Geest van de doop terug. Eet dan veertig dagen lang niet. Is dat omdat hij al vol was van de Geest? In zekere zin een ander mens geworden was?
Dan wordt hij drie keer getest, uitgeprobeerd over de hemelse verklaring bij de doop: “dit is mijn geliefde Zoon”. Drie keer is de vraag: wat is het wezenlijkste voor jou, waar gaat het je om in het leven?
Is dat brood? Kan een mens leven van brood alleen?
Is dat macht en pracht? Mooier kan niet?
Is dat: mij kan niks gebeuren; ik ben toch een Godenzoon?
Jezus’ antwoord doet de duivel afdruipen. “Voor een bepaalde tijd”. Wordt hiermee aan een bepaald moment gedacht of zegt deze zin dat de beproevingen – de tests – een leven lang terugkomen, dat ze horen bij een mens?
Kijk maar naar de kruisiging van Jezus. De drie tests (lijkt me een beter woord dan ‘bekoring ‘of ‘verzoeking’) spelen in Jeruzalem aan het kruis weer op! Een duiveltje keert altijd terug; je denkt ervan af te zijn, maar op de cruciale momenten in je leven keren dezelfde testmomenten weer terug.
Op het kruis wordt Hem drie keer toe toegeroepen: Als je de gezalfde van God bent / als je de koning van de Joden bent / als je de Christus bent…(Lucas 23. 35-43). Aan het kruis wordt hij weer voor de keuze gezet HOE hij de Gezalfde, de Christus, Koning wil zijn.

“Verder op de weg leerde ik stap voor stap, woord voor woord, dat achter iedere zin van de held van het evangelie een mens staat en de ervaring van een mens. Ook achter het gebed dat de kelk hem mocht voorbijgaan, en achter de beloften om hem te ledigen. Ook achter ieder woord op het kruis.” Dag Hammarskjold, Merkstenen, blz. 148

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.