Schriftlezingen: Jeremias 38,4-6 en 8-10 en Luc 12.49-53

Jeremia: In de put- uit de put
Koning Tsedekia, van ‘tsedek’ = rechtvaardig’, doet zijn naam geen eer aan. Hij waait met alle winden mee.  Met de edelen -de oligarchen?- en zijn hofambtenaren. De edelen moeten niks van Jeremia hebben -typerend hoe ze menen ’t voor het leger en het volk te moeten opnemen! Daar tegenover het hofpersoneel met een Kusiet, een buitenlander, kortweg: ‘dienaar des konings’ waaruit zijn bijzondere positie blijkt. Jeremia, zeggen de edelen, voert volk en leger naar de ondergang. En Jeremia had ook zelf al eens gejeremieerd dat het woord van God hem alleen “schande en smaad” (20.8) bracht.  Een niet- jood, een Kusiet, redt hem uit een diepe put: wordt hier niet impliciet gezegd dat mensen uit eigen volk dat niet zouden doen??

Jezus brengt vuur op aarde. Geen verdelgingsvuur om anderen uit de weg te ruimen, wel een verwijzing naar de doop van Johannes, die “met heilige geest en vuur” doopte. Het Pinkstervuur, het woord Gods dat in profeten brandt (Jeremia 23,29;20,9). Dat mag geen binnenbrandje blijven, zegt HJ. van Ogtrop.  Bijbelse auteurs vermelden vuur vaak in één adem met God (bijv. Exodus 3.2; 20.18; 1 Kon 18.24;Lucas 3.16; Hand 2.3 ). Jezus brengt hemels vuur, dat de aarde van zichzelf niet heeft.  Hij noemt het “een doopsel ondergaan” dat klinkt alsof hij slachtoffer is! In zekere zin is hij dat ook. Met de doop neemt hij de weg van het woord Gods op zich. Sommigen associëren dat met: vrede. Maar behalve het sop van de aarde, is er ook het sop van het woord Gods -en daar zit niet ieder op te wachten. Dat profetische woord Gods is Jezus’ missie. Dat ‘beklemt’ hem ook. Roept weerstand en verdeeldheid op; het raakt alle facetten van ’t leven. Hij verwoordt hij met : “Meent gij dat ik op aarde vrede ben komen brengen?” Ja, had ‘men’ misschien wel gedacht…Maar hij brengt geen gemakkelijke vrede.
(hb) .

Overdenkingen bij deze zondagslezingen vindt u in de blogs van de week.