Schriftlezingen: Gs 24,1-2a.15-17.18b, ef 5,21-32 en Joh 6,60-69

Het boek Jozua vertelt over de vestiging van de Israëlieten in het beloofde land Kanaän. God is de hoofdpersoon: ”de God van Israël.” Hij ‘vecht’ mee, trouw aan zijn beloften. Ook Israëls rol  bestaat in trouw, gehoorzaamheid aan de Heer, de God van Israël.  Het aandeel van God en het volk Israël maken duidelijk dat ‘t hier om meer dan een strikt politieke slag bij Waterloo gaat. Jozua richt zich namens God tot het volk: “Zo spreekt de Hee, de God van Israël.” En (zie Jozua 4) als ze voor God staan -allen bijeen als één volk Gods?- neemt Jozua het woord: “Vroeger hadden  je voorouders andere, eigen goden. Ik (= de Heer) heb Abraham uw vader naar voren gehaald; hem heel Kanaän laten zien een talrijk nageslacht beloofd, vanaf Isaak met zijn kinderen Jacob en Ezau en Isaak.” Vanaf vers 4 trekken  Jacob en zijn zonen naar Egypte. God zond Mozes en Aaron en sloeg Egypte met de plagen waarmee hij hen teisterde, en leidde hen daarna het land uit.En zie hoe, dankzij God, de uittocht uit Egypte plaatsvindt. Het is geen historisch verslag. Maar een verhaal van de menselijke up’s en down’s op de levensweg met God (welke God?) en de mensen. En de keuze van Jozua en zijn familie: “Hij is onze God” (Jozua 24,16-22), een keuze die door het hele volk bevestigd wordt. Hij, en geen Andere. Dat zijn levenskeuzes; een familie, een heel volk, levenskeuzes, in het zicht van toekomst.

De tweede lezing heeft zeer tijdgebonden trekken. “De man” is, ondanks alle goedpraterij, superieur aan de vrouw: ”Vrouwen schik u naar uw man … want de man is het hoofd van de vrouw”, en zo meer. Een vrouw wordt als tweederangs beschouwd. Wordt niet als “de mens” genoemd—zij is “een hulp die bij de man past”(Gen 2,18-19) Onze hele geschiedenis door zien we in grotere of kleinere mate deze tweedeling terug. Heeft de bijbel altijd gelijk? Bedenk wel: de bijbel is geen verslagboek. Ze kijkt misschien wel meer naar de toekomst, naar de mogelijkheden, naar een land van belofte, dan naar het verleden, naar hoe het was.

De Evangelielezing draait om de ergernis die Jezus veroorzaakt als hij zegt ”Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald, brood om van te leven.”, (Joh 6,60-71) En dat zegt hij in een synagoge (6.59)! Hier botsen een ‘traditionele’ Joodse (alleen joodse?) zienswijze en Jezus’ onderricht op elkaar en veroorzaakt scheidingen. “Brood om van te leven“: het gaat dus om meer dan  louter calorieën. ’t Gaat niet om in leven te blijven, maar om leven te hebben.

Emeritus-pastor Henk Bloem

Lees voor meer verdieping bij de zondagslezingen de blogs van de week