Schriftlezingen: Jeremia 20,7-9; Romeinen 12,1-2 en Matteüs 16,21-27

Jeremia 20,7-18 is een klaaggebed. De profeet lijdt onder zijn roeping, die hij al in de moederschoot ontving. Geen wonder dat hij tegenstribbelt: Ik ben te jong! Maar God belooft hem in alles bij te staan, hem zelfs de woorden die hij zeggen moet, te souffleren. Zo wordt hij aangesteld voor volken en koninkrijken. Hij klaagt dat God hem heeft verleid. En zijn boodschap van bekering, terugkering, ommekering naar de Heer bezorgt hem een slechte naam. Zijn roeping is niet zoiets als ‘een stem horen’, het is veeleer als een vuur dat telkens oplaait en dat hij niet kan blussen.

Matteüs 16,21-27 markeert, net als in 4,17, een keerpunt in Jezus’ optreden. In 4,17 BEGON Jezus zijn boodschap: “keer u om, het rijk Gods komt eraan”. Hij brengt en roept op tot een nieuwe levensstijl en aansluitend roept hij zijn eerste volgelingen. In 16,21 BEGON hij zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest, veel te verduren zou hebben van de oudsten, hogepriesters en Schriftgeleerden – de joodse upper ten –, ter dood gebracht zou worden en op de derde dag zou worden opgewekt. Petrus en anderen begrijpen daar niks van, hadden een heel andere carrière in gedachten. Jezus zelf verduidelijkt nog eens: “Als iemand mij wil navolgen, laat hij dan met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en Mij volgen.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.