Schriftlezingen: Jesaja 35,4-7a ; Jacobus 2,1-5 ; Marcus 7,31-37
Jesaja wordt wel de profeet van het geloof genoemd. Voor hem staat vast dat de Heer groot en machtig is. Hij beheerst de geschiedenis; alles, ook oorlogen en rampen, is in Zijn hand. Vertrouw op God -Hij beschermt je- daar vraagt hij wel geloof voor terug. Wees dus niet radeloos, moedeloos; God redt je. Als bemoediging hoor je een drietal keren achter elkaar: “Dan, dan, dan”….terwijl het vaak zo ongelooflijk was.
Jacobus’ brief- allerlei speculaties wie die Jacobus is? Zo goed als zeker is dat niet de apostel! Men gaat ervan uit, na grondige studie van inhoud en taalgebruik, dat de naam Jacobus een pseudoniem is uit de na-apostolische tijd. Zijn boodschap is heel praktisch en helder. Misschien is dat ook precies wat dit schrijven kenmerkt: praktijkgericht en niet zo ingewikkeld.
Mc 7.31-37 Doof -en moeilijk praten. Wat zou het ergste zijn: blind, kreupel, zwaar stotteren of stom? Marcus is de enige van de synoptici om deze genezing te vermelden. ‘Men’ vraagt Jezus de blinde de handen op te leggen, Jezus neemt hem apart, raakt heel fysiek zijn oren en tong aan. Twee zwakke punten voor de man. Maakt verbinding met de hemel en zucht: Ga open! (Effata) En de man is meteen genezen. (NB. Het “zuchten” zal op de doofheid en niet op ‘t omzien naar de hemel, slaan).
En dan komt weer het Messiasgeheim: Vertel het nu nog niet! Maar de menigte is niet te stoppen: geweldig wat Jezus deed. De evangelist Matheus heeft dit ’wonderverhaal’ niet van Marcus overgenomen. Matheus vertelt hetzelfde, maar meer generaliserend. Een generalisatie die blijkt in het slotwoord: “en (de mensen) loofden de God van Israël”.
Emeritus-pastor Henk Bloem
Lees voor meer verdieping bij de zondagslezingen de Blogs van de week