Schriftlezingen: Amos 8,4-7 en Lucas 16,1-13

Amos is bevrijdingstheoloog en – evenmin als bij bevrijdingstheologen Leonardo Boff, Dom Helder Camara, Ernesto Cardenal en anderen – kreeg Amos’ profetische boodschap geen algemene bijval. Voor hem is sociaal onrecht niet iets neutraals, zoals ‘mooi weer’. Hij spreekt van de ‘onrechtvaardige mammon’. Geld kan niet ‘onrechtvaardig’ zijn. Het zijn de mensen, hun denk- en geloofspatronen die onrecht doen (voort)bestaan; een onrecht dat niet te rijmen is met geloof in de God van Israël. Het staat, zegt Amos, haaks op de Thora. Dat besefte Paus Franciscus ook toen hij, in lijn met Amos, de maffia in Sicilië “’s communicato” verklaarde: geëxcommuniceerd! (de ’s voor het woord houdt ontkenning in).

Lucas ziet ‘rijk zijn’ makkelijk overgaan in: houden-wat-je-hebt en steeds méér willen hebben. Hij ziet dat rijkdom corrumpeert, tot zelfverrijking, zelfs tot criminaliteit leidt. Hij spreekt van ‘onrechtvaardige mammon’. ‘Onrechtvaardig’ want het is niet eerlijk verdeeld, en mogelijk kom je er niet op een eerlijke manier aan of gebruik je het alleen voor eigen doel. God dienen is onverenigbaar met een leven in dienst van de mammon. Dat botst. Lucas ziet maar één oplossing voor rijken: deel je onrecht-geld met de armen en maak zo vrienden. Hij vindt dat de ‘kinderen van het licht’ wel eens wat ‘slimmer’ mogen zijn, en hun rijkdommen wat ‘handiger’ moeten gebruiken. Die zijn er namelijk niet voor de heb, maar om te gebruiken voor het ‘ware goed’ (Lucas16,11) voor de armen. De rentmeester verkwist (16,1), net als de jongste zoon (15,13) verkwist wat van zijn meester is. Van zijn Meester; het is niet van deze man. Dat is het precies: rijkdom is voor ons, maar niet van ons. Maar het wordt zo makkelijk van ons.
Lucas heeft oog voor de sociale tweedeling in de maatschappij. Hij ziet ‘hebben, rijkdom’ als de grote sta-in-de weg. Die leidt makkelijk tot onverschilligheid en gevoelloosheid. Op de vraag: “Kunnen rijken ook in de hemel komen?” (zie bijv. Lucas 16., 9vv en 18,18vv) zou Lucas op grond van zijn geloof in Gods barmhartigheid (vgl. 15,20) niet ‘neen’ durven zeggen, maar hij heeft hij er wel een hard hoofd in. Hij betwijfelt of rijken wel los kunnen komen van hun rijkdommen om ze ten dienste van de armen te gebruiken. Ik vraag me wel eens af, wat Lucas zou zeggen als hij ‘onze’ westerse rijkdom zag, en tegelijk de armoede, de vluchtelingen, daklozen, werklozen…

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.