Schriftlezingen: Wijsheid 2,12.17-20, Brief van Jacobus 3,16-4,3, Marcus 9.30-37 

In het boek Wijsheid belanden we in een joodse richtingenstrijd, waarbij de ene groep de andere voor goddeloos, vertrouwend op eigen kracht of voor overdreven vroom en godsvruchtig houdt. We krijgen een inkijkje in de goddeloze partij en horen haar (ver)oordelen over de rechtvaardigen (vers 12) die trouw aan de Thora zijn gebleven. Sluw zeggen ze: Stel dat die rechtvaardigen het bij het rechte eind hebben, dan moet God toch wel aan hun kant staan en ingrijpen. En als dat niet gebeurt dan is het overduidelijk dat geloven in God belachelijk is en niks oplevert.
Dat doet mij wel denken aan de redenering :”Als blijkt dat God dezelfde mensen verafschuwt als jij, dan kun je er gerust van uitgaan dat je God naar je eigen beeld geschapen hebt”.

Jacobus onderscheidt: a) wijsheid van boven, (van God!) b) wijsheid die aards, on(t)geestelijk en duivels is.

In Marcus 9.30 -50 kondigt Jezus zijn lijden en dood aan . Niet als ondergang, maar als vervulling dat wie de eerste wil zijn, juist de minste, de onderste, de dienstknecht, van allen moet zijn. Hij zegt: “De mens is voor een tijd een plaats van God”. En er klinken andere bijbelteksten in door, zoals het scheppingsverhaal: “de mens gemaakt naar Gods beeld” of ook St. Paulus als hij spreekt over het lichaam als een tempel van God. Dat is voor ons mensen een geweldige opgave. Om enerzijds de minste te willen zijn en anderzijds boven onszelf uit te stijgen.

 

Emeritus-pastor Henk Bloem