Schriftlezingen: Bar. 5, 1-9, Psalm 126, Fil. 1,3-6. 8-11, Lc. 3,1-6
Het boek “Baruch” geeft woorden aan het verlangen naar een nieuwe toekomst voor Jerusalem en voor de tempel. Zie Baruch vers 5.1: “Jeruzalem leg uw kleed af van ellende en rouw; kleed u met Gods stralende schoonheid.” Dit verlangen kun je – mutatis mutandis – in onze tijd van oorlog met zoveel slachtoffers plaatsen. En je hoopt maar dat deze oorlog ten einde loopt. Maar tegelijk denk je dat met zoveel doden en zoveel ontheemde mensen de kloof misschien al te diep is om nog tot een vreedzame samenleving te komen. Vreedzaam voor alle partijen. “Maar ik zeg jullie een zaak niet uit te vechten met iemand die je kwaad heeft gedaan. Maar als iemand je een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor”. Dit lijkt gekkenwerk. En toch, en toch… weet iemand een betere weg om verder te komen?
De Evangelie lezing citeert Jesaja’s woorden over “een doop van bekering”. Met de bekende woorden: “een stem roept in de woestijn: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht; elk dal zal worden opgevuld, elke berg en heuvel geslecht; bochtige wegen worden recht, oneffen paden vlak; en alle mensen zullen de redding zien die van God komt.
Wij hebben geen woestijn, geen hoge bergen. Wij praten als Brugman, van de hak op de tak. Kun je dan ook de redding van God horen? Moet je stil zijn? Berg en heuvels zijn symbolen, verbeelden de obstakels op je levensweg; kleine, grote die je op een ander spoor kunnen brengen, je hele koers kunnen omgooien, Zoals je in het stukje uit het evangelie ziet.
Emeritus-pastor Henk Bloem