Schriftlezingen: Jeremia. 31, 7-9, Psalm 125, Hebr. 5, 1-6, Mc. 10, 46-52
‘Jeremiëren’ is van Jeremia’s gejeremieer: “Ach Heer God” en “Ach, Heer God”. Zie 1,6 en 4.10 . Maar dan: “Bedroefd gingen ze heen—getroost voer ik ze terug”. (31. 9). Tussen deze twee zit de ballingschap en de ommekeer van het volk : bedroefd gingen zij heen…ballingschap, en: etroost leid ik hen terug.
“Ik” de Heer, breng redding voor het handjevol volk. Hij is Israëls vader en eersteling(Zie Jesaja 4). Voedstervader die zorgt voor “levend water”, drinkwater dus, en gladde, begaanbare wegen. Vader staat voor zorg, voor” the name of God is mercy”. Zo is Jeremia meer dan een jeremiërende profeet.
De hogepriester is er één van het volk, vertegenwoordigt het volk. Niet meer en niet minder. Hij moet, als hij offers voor de zonden van het volk opdraagt, evengoed aan zichzelf denken als aan het volk. zie: Brief a.d. Hebreeën 5.2-3 . God heeft hem geroepen en hij heeft niet zichzelf geroepen. Christus heeft niet zichzelf geroepen, De vader heeft hem geroepen: “Mijn Zoon ben jij. Ik heb je vandaag verwekt.” Van een “zij,” een vrouw, is (nog?) geen sprake.
Marcus 10,46-52 vertelt van de blinde bedelaar die langs de weg zit. Die zit er altijd, tot vervelens toe; ze lopen erlangs alsof hij bij het meubilair hoort. Jezus blijft staan, was men niet gewend . Het betekent aandacht voor de bedelaar ( voor de mens?) Deze aandacht verandert zijn leven. Hij volgt Hem op zijn weg; wordt een volge – ling . Hij gaat van: langs de weg, naar: op de weg! Van zitten naar volgen/volgeling. (zie Mc. 10,52). Christus is de zoon, hij is niet de Vder, maar ze zijn een eenheid samen. En geen uit elkaar getrokken veelheid.
Emeritus-pastor Henk Bloem
Lees voor meer verdieping bij de zondagslezingen de Blogs van de week