Schriftlezingen: 1 Kon. 17, 10-16 Psalm 145, Hebr. 9, 24-28, Mc. 12, 38-44
De boeken 1 en 2 Koningen verhalen de laatste dagen van koning David tot aan de Babylonische ballingschap in 586 voor Christus. Maar dit Bijbelboek is niet in de bijbel opgenomen om de geschiedenis van Koning David en het joodse volk vast te leggen. Daar zijn geschiedenisboeken voor. In de bijbel gaat het niet om geschiedenis. En toch zijn deze boeken uiteindelijk in de canon opgenomen. “Canon”, of ook canoniek, betekent de boeken die door de kerkgemeenschap officieel erkend zijn. En die erkenning ging in dit geval samen met het feit dat men ontdekte dat er in deze geschiedenisboeken één constante was, nl: ”Gods aanwezigheid betrokkenheid, betrokkenheid bij het volk Gods“. Zie bijv. 1 Kon 6.1; Kon 6.11-13 en 37-38 , hoe de bouwwerken rond tempel en cultus, Gods aanwezigheid ademen. Heel anders dan een geschiedenisboek zou doen.
Bij Elia bedelt in hoofdstuk 17 een doodarme weduwe om water en brood. Er heerst hongersnood. Niet zozeer gebrek aan stenen. De Heer krijgt prioriteit: “maak eerst een broodje voor mij en breng mij dat”. De Heer gaat boven alles. (zie ook 17.24).
In Marcus 12.38 -40 geeft Jezus de Schriftgeleerden een veeg uit de pan: “Wat ze doen is voor de schone schijn- dat ze gezien worden. Het is niet om armen te helpen en te ondersteunen, alleen om gezien te worden en als “goed mens” beschouwd te worden. Maar ze eten er geen boterham minder door. Jezus ziet hoe rijk en arm geven bij de offerkist bij de ingang van de tempel. Rarara—Wie geeft er het meeste: de rijken of de armen? Wie geeft niet alleen geld, maar ook zichzelf!
Emeritus-pastor Henk Bloem