Schriftlezingen: Daniël 12.1-3; Marcus 13.24-32

De voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar. Weer een nieuw jaar, en dat gaat maar door. Is dat eindeloos? Eindigt dat ooit? De lezingen spreken van het einde van alle dingen; van een tijd van grote nood en verwarring waarin alles ineen stort. Sommigen berekenen wanneer dat zal zijn, en gaan een berg op. Maar gaat het wel om een bepaalde moment? Is het niet veel meer dat deze woorden over het einde gebruikt worden om te vragen: Waar gaat ‘t uit-eindelijk om? Wat doet er ten-slotte toe? Zijn woorden als ‘uit-eindelijk, ten-slotte, definitief, einde van de wereld’, niet veel meer existentiële woorden die ons doen vragen: waar gaat het eigenlijk om in het leven? Waartoe zijn we eigenlijk op aarde?

Als een echtgenote tegen haar geliefde zegt: “Ten-slotte houden we toch van elkaar”, doelt ze niet op het laatste moment van hun leven. Ze bedoelt: “Tuurlijk waren er troubles, tuurlijk botsten we wel eens, maar diep daaronder houden we toch van elkaar!” Ze duidt op de kern, de dragende kracht van hun relatie: “Houden van elkaar”. Zoals bij pelgrims vanaf het begin van de lange voettocht het einddoel: ‘Santiago’, door het hoofd speelt en hen motiveert tot volhouden en doorzetten, zo duidt het bijbelse ‘de eindtijd, het einde van de wereld’ niet op een specifiek moment. Dat weet niemand – en niemand weet zelfs: óf! Maar we zouden ons allemaal kunnen afvragen: waar het in ons leven uiteindelijk, tenslotte om gaat. En is dat niet dezelfde vraag als: “Waartoe zijn we op aarde”?


Daniël –
het enige OT boek dat over dat uiteindelijk spreekt – spreekt van ‘een tijd van nood’ en ‘verschrikkingen’ om ons in te prenten dat we de vragen rond ‘ten-slot-te en uit-einde-lijk, niet zomaar aan de kant kunt schuiven als: dat zien we later wel. Ze slaan niet op één bepaald moment, op één ‘wanneer’. Elk moment is belangrijk. Elk moment is een moment waar ‘t tenslotte om gaat en op aan komt. En Daniel ziet dat bij tenslotte en uiteindelijk ook hoop, verrijzenis en ‘eeuwig’ horen – het einde blijkt een nieuw begin. En volgens Jezus in Marcus 13 moet je niet alleen aan verduistering en verwarring denken, maar ook aan de komst van de Mensenzoon, die zijn uitverkorenen verzamelt. Beiden spreken over ‘t einde maar vullen het met hoop. Daar draait ons leven tenslotte toch om.

Henk Bloem, pastor

 

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier