Christus Koning: De kroon op het jaar.
Schriftlezingen: 2 Sam. 5.1-3 en Luc. 23.35-43

De profeet Samuël waarschuwt voor de risico’s van het koningschap. Een koning heeft ook nadelen: Macht corrumpeert, pluche plakt, dure hofhouding. Dan wordt David, een jonge schaapherder, koning: “Jij zult mijn volk Israël weiden, jij zult over Israël heersen

Het is dus ‘mijn volk’. Het is niet van David (mocht ie willen!) (1 Sam. 8.11-17). En ‘weiden’, zal zijn manier van ‘heersen’ zijn. Koning zijn als een herder – denk aan dat ene verdwaalde schaap. Gelukkig dat David daar als schaapsjongen goed voor opgeleid was. (1 Sam. 16.11-13). Hier voel je ook hoe riskant het is om Christus ‘KONING’ te noemen – zeker met alle associaties van nepotisme, dictatuur, en machtsmisbruik. In Samuels ogen is alleen God koning; als mensen ‘t worden loop je grote risico’s.

Lucas vermeldt hoe overheidspersonen (35a), de soldaten, een medegehangene, Jezus, die machteloos aan het kruis hangt, uitdagen: “Als hij de Messias van God is … laat hij dan zichzelf en ons redden”. Dezelfde spot die de rechtvaardige in Ps. 22.7 vv ondervindt. Hun 3 uitdagingen lijken als twee druppels water op de 3 beproevingen in de woestijn: “Als je de zoon van God bent” (Luc 4.3). Van begin tot einde staat Jezus voor het dilemma: “Wees: Deus ex machina!” Maar hij wil niet de ‘godenzoon’ zijn die alles kan en zichzelf redt. Tenslotte besluit de ‘goede’ schurk: “Denk aan mij wanneer ge in UW Koninkrijk komt.” Dat wil zeggen, waar het gaat naar uw standaard, volgens ‘uw wil geschiede’, ‘uw Koninkrijk kome’.

Toen een SS-commandant Edith Stein bij zich riep, begroette hij haar met: “Heil Hitler”. Zij groette terug met: “Laudetur Jesus Christus”, zoals ze elke morgen haar medezusters begroette. Twee koninkrijken tegenover elkaar.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier