Schriftlezingen: Deut  18,15-20; 1 K 7.32-35 en Ev Mc 1.21-28

Als ik “Jan” zeg, heb ik daar een beeld bij. En als ik “God” zeg? God is geen eigennaam. Hij- maar hier heb je het al: God is niet een Hij of Zij. God wordt wel ‘Der Ganz Andere” genoemd die ons enerzijds aantrekt en anderzijds op bange afstand houdt. Soms wordt God ook “Niemand” genoemd om aan te geven dat hij nog anders is dan al onze kwalificaties.
Een mens, zegt Deuteronomium, kan zelfs de stem van God niet aan; die is niet ‘des mensen’. En dit wordt ook van ons ‘zien’ gezegd; zien van Gods ‘gestalte’ (Gen 32.31; Num. 12.8) om maar te benadrukken hoe anders God is: echt anders, niet te vatten met/in   onze categorieën: fascinerend en vreeswekkend tegelijk!   Het ”vuur” (zie Deut. hoofdstuk 4,11-36  of 54-26) versterkt dit anders zijn: Pas op dat je je vingers niet brandt aan God.
Er is een tussenpersoon tussen God en het volk nodig. Mozes was zo’n brug. (Ex 33.11)). Zijn bijzondere positie blijkt uit de eervolle benaming: “De 5 boeken van Mozes” als benaming voor de 5 eerste boeken van de Tenach=joodse benaming voor a) Thora= de Wet, b) Nebiïm=de Profeten, c) Chetubim =  de Geschriften. Eervolle betiteling want er is maar één Mozes. Andere (mannelijke) profeten hadden nooit die speciale band met God. Ook de Levitische priesters niet die de kloof tussen volk en God moeten overbruggen.
De bijzonderheid van Mozes maakte dat deze verzen later Messiaans verstaan konden worden. Van de Messias die Gods Woord spreekt, en/of die Gods Woord is. Bv. Joh 1.14;14.10.  (Zie: Meir Shalev, De bijbel nu, Amsterdam 1995 )

De evangelielezing beschrijft een dag in Kafarnaum.. Daar blijkt dat Jezus ‘anders’ is. Hij leert, legt, zoals gebruikelijk, de Thora uit, maar met gezag.  Terwijl andere Schriftgeleerden vanuit het boekje leerden; elkaar nakauwden. horen ze nu “een nieuwe leer met gezag”; een leer: niet van-buiten-af, maar van-binnen uit. Geen van buiten geleerd lesje. “Spreken” heeft meerdere kanten; wie het zegt, en ‘wanneer’, en ‘van binnen  of  lachend of bloedernstig.
In de synagoge orakelt een bezetene. Onrein verklaard en daarmee uitgesloten van de eredienst. Jezus geneest hem, en meteen ook de synagoge als plek die niet uitsluit, maar insluit.  Dat is ‘genezen’: Hij maakt de bezetene, de synagoge en hun Godsverstaan ge-heel-d, heilzaam. (Heelkunde).
De verwonderde vraag: “Wat gebeurt hier toch?” komt steeds terug in de eerste helft van het evangelie. In Mc 2.12 (zoiets hebben we nog nooit gezien!); 4.41(wie is dit toch dat zelfs de wind en de zee naar hem luisteren); 6.2 (waar heeft hij dit vandaan? 7.37 (alles heeft hij welgedaan). Jezus’ nieuwe leer met gezag slaat aan.

 

Emeritus-pastor Henk Bloem

Lees de blogs van de week voor verdieping bij de lezingen van deze zondag