Schriftlezingen: Jozua 5.9a-12; 2 Kor. 5.17-21; Lucas 15.1-3, 11-32

De eerste, oftewel OT lezing, geeft de doopleerlingen de intocht in het nieuwe land mee en het eerste Paasfeest; – feest van bevrijding en leven. Vanouds heet deze Zondag ‘Laetare’, Mid-vasten, Pasen komt in zicht. Het ergste ligt achter ons. De Israelieten eten voor het eerst de vruchten van het land van belofte. Nieuw leven breekt door! Ze zijn er!!! En met het zinnetje: “De volgende dag hield het manna op”, wordt de voorafgaande ellende afgesloten. ‘MANNAH’ betekent: ‘Wat is dat?’ (Ex. 16.15) en Mozes moest uitleggen: “Dit is het brood dat de Heer u te eten geeft”. Dat kenden ze niet – ja zelfs: zó kenden ze de Heer niet. Een beetje cynisch kun je zeggen: Nadien stelden ze de vraag niet meer. Vroegen niet meer, Wie hen voedde, waar ze het aan te danken hadden (zie Deuteronomium 7). Het werd Het land van de belofte, ‘t leven in dit land wordt vanzelfsprekend, zegt het vreselijke hoofdstuk Deuteronomium 7, wordt een land als alle anderen. Is dat wat we Erfzonde noemen ? Onuitroeibaar?!

Parabel van de verloren zoon. Dat kennen we maar al te goed: dwarse jongens. Denk aan TV-serie: Oogappels. Vaders die altijd op de uitkijk blijven staan. Inderdaad, echt praten konden ze niet, maar ze stonden er wel! Zouden we niet moeten zeggen: Parabel van de liefdevolle Vader ? En je zou kunnen lezen dat beide zonen opgesloten zitten in de sfeer van ‘verdienen’ (= heb je recht op) terwijl de vader juist het domein van Geven (=van goedheid, liefde ) laat zien? Kijk hoe de jongste denkt in ‘recht hebben op’, ‘in dienst gaan’, ‘dagloners’ en zelfs ervaart ‘niemand gaf ze hem’; het ‘geven’ en het ‘ontvangen’ is uit zijn leven verdwenen. Er is niets meer ‘om niet’! En terwijl hij denkt, het zoonschap niet meer waardig te zijn, overdekt de Vader hem met welkom, kleedt hem als zoon des huizes en zegt: “deze zoon van mij is teruggevonden”. Hij ziet de jongen als ‘mijn zoon’ – hij wordt weer vader, hij wil (en kan) er niet over praten (- zie hoe hij de schuldbelijdenis van zijn zoon niet wil horen! -), maar straalt: WELKOM uit en hij geeft alleen maar! Onverdiend! Wat een vader! Zijn goedheid is sterker dan zijn rechtvaardigheidsgevoel.

De oudste spreekt precies zo van ‘dien ik U’, van ‘keurig netjes’ en de Vader stelt er zijn goedheid tegenover: “Alles wat van mij is, is van jou.” Niet op basis van verdienen, maar gratuite! Hij is niet de baas die uitbetaalt, hij is de vader. Zie hoe de oudste niet spreekt van “mijn broer” maar van “die zoon van u”, als ‘dat mens van hiernaast’.

De context maakt duidelijk dat met de liefdevolle vader de hemelse Vader: ‘Onze Vader die in de hemel zijt’, wordt bedoeld. En terwijl de oudste zoon over God denkt als God-van-voorschriften, streng, zoals Farizeeën en schriftgeleerden Jezus bekritiseren dat hij omgaat met tollenaars en zondeaars, biedt de parabel een heel ander Godsbeeld!

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier