Schriftlezingen: 2 Samuel 7:1-5, 8b-12,14,16 en Lucas 1:26-38

Zoon van David! Zeker vijftien keer wordt Jezus met deze titel verwacht, aangesproken, om hulp gesmeekt (bijv. Marcus 10:47-48 en 20:41). Deze zoon van David is het concentratiepunt voor de messiaanse verwachting geweest. En nu, vlak voor Kerst, gaan we terug naar deze koning David die een waardige woonstee voor God wil bouwen: een huis. ‘Huis’ staat voor ‘vast’ voor ‘blijvend’, en ook voor ‘van ons’. God echter ‘woont’ niet, maar ‘trekt mee’, weg uit het slavenhuis. God heeft alleen een tent (tabernaculum = tabernakel!) die opgebroken kan worden om verder te trekken. Hij is niet plaatsgebonden. David is vorst naar Gods hart. Hij is een herder die waakt over zijn kudde.  Hij komt achter de schapen vandaan; de beste vooropleiding (ook Mozes, zie Exodus 3). Onder zijn leiding geeft God rust na de woestijntocht, een eigen gebied! Lastige kwestie in de huidige actualiteit. Krijgen zij het land als eigendom, of om daar Gods beloften realiteit te doen worden. De rollen draaien om: God bouwt een huis , een blijvende dynastie voor hem. Als je dit over de zoon van David leest , zie je dat Jezus niet zomaar uit de lucht komt vallen.

Terwijl Marcus zijn blijde boodschap begint met Johannes de Doper gaat Lucas verder terug en verhaalt over de hemelse aankondiging van Johannes die ‘de weg des Heren bereidt’, over de geboorte van Jezus die de lijn van zijn vader David zal voortzetten; een kindheidsverhaal om de wortels en betekenis  van de hoofdpersoon van zijn evangelie. WAAR komt hij vandaan, WAARTOE komt hij.
De engel Gabriel spreekt ‘van Godswege’ met Maria, de jonge vrouw verloofd met een man ‘uit het huis van David’. Van koninklijken bloede dus en onder Gods zegen (zie eerste lezing) : “De Heer is met U” net als met  David . Dat wordt drie keer onderstreept: 1) Verheug U, 2) Begenadigde, 3) Genade bij de Heer, een uitbundig ‘Amazing grace’ voor Maria. De engel kondigt haar een zoon aan in  de lijn van vader David – ‘vader’ als eretitel voor deze oervader. ‘God redt’ zal die zoon heten: Joshua/Jezus. Hij zal ‘groot’ zijn, zoals Johannes de Doper. ‘Zoon van de Allerhoogste’, zoals Nathan van Davids zoon zei.
Het Oude Testament verhaalt van moeders die geen kind kunnen krijgen: onvruchtbaar. Als ze desondanks toch baren is dat een teken dat hun kind (Izaäk, Simson, Samuel) geen mensenwerk maar een godsgeschenk is, zoals ze zelf in woord en daad zullen bevestigen. Maria overtreft hen nog, daar bij haar zelfs geen man in beeld is. Haar kind krijgt alle hoop en verwachting van Vader David mee zoals we in de kerstnacht horen: Een kind is ons geboren (Jesaja 9). Prachtig. Hopend, gelovend dat God naar zijn volk zal omzien, voegt Maria zich in deze belofte: “Mij geschiede naar uw woord.” Haar kind zal niet haar maar kind van God zijn. En nu je dat weet, gaat de engel weer weg.

“Advent vieren betekent kunnen wachten”
“Optimisme is in wezen geen houding
tegenover de situatie van het ogenblik,
maar een levenskracht. Het is de kracht
om te hopen als anderen het opgeven;
de kracht het hoofd hoog te houden
als alles fout schijnt te lopen;
de kracht tegenslag te dragen;
de kracht die nooit de toekomst laat aan
de tegenstander, maar haar opeist voor zichzelf”.
(Dietrich Bonhoeffer)

Henk Bloem, pastor
Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.