Schriftlezingen: Handelingen 13.14-52: Johannes 10.27-30

Eerst! gaan Paulus en Barabbas naar de synagoge. Logisch: zij zijn zelf Joden, zij geloven van jongs af in de God van Abraham, in de Torah van Mozes en leren uit te zien naar de Messias. In de synagoge worden ze ook meteen voor een vervolg uitgenodigd. Dan steekt echter jaloezie de kop op – en blijkt hun verkondiging ook kritisch te zijn voor de Joden. Zoals ook Jezus Jood is en tegelijkertijd kritisch: Hij preekt een ommekeer – een andere wereldorde: het Koninkrijk Gods, wat hem ook niet in dank werd afgenomen.

Dan volgt Paulus’ eerste preek. (NB. Bij mijn eerste (proef)preek vroeg pastoor Harmelink z.g. of hij de preek vooraf mocht lezen. Zeker! Na afloop zei hij: “Het viel me nog mee!!”) Valt Paulus ook mee ?? Hij benadrukt de prioriteit van het joodse volk – maar omdat hij bij de Joden op een muur stuit, wendt hij zich tot de niet-joden (‘heidenen’ in joodse ogen). Dat is niet ‘bij gebrek aan beter!’ Eerst- tot de Joden is principieel: Zij zijn – en blijven – de eerst aangewezenen, eerst rechthebbenden. (Rom. 11.24) De anderen, (zie Romeinen 11) “…zijn geënt op de edele olijf” (11.24). Zijn vanaf het begin mee ingesloten. (zie 1 Petrus 2.10 en Ef. 2.11-13).

De oude Simeon zei dit al:… “een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van uw volk Israel.” (Lucas 2.31-32) De spanning tussen joden en niet-joden leidt tot het grote schisma: Jodendom <<>> christendom, met alle antisemitisme en funeste gevolgen van dien. Het tweede Vaticaans Concilie (pas in 1965) erkent dat christenen op de schouders van het joodse geloof staan, dat God zijn volk nooit heeft afgewezen; dat er geen reden tot discriminatie, antisemitisme is (zie: Nostra Aetate van 2e Vat. Conc.).
Naast deze breuk klinken de Evangelie verzen als een woord van vertrouwen, van geloof. Als: En toch…!

Maar Joh. 10 is meer dan een lief stukje, meer dan een pastorale. Het is polemisch, tegen de Farizeeën gericht. Zij denken de enige ware herders van Israel te zijn. Daar tegen in zegt Jezus: “Ik ben de goede herder,” met het accent op: Ik en Goede ; hij spreekt van “mijn schapen”, en zegt dat hij, en dus niet de joodse religieuze leiders hun leven tot “eeuwigheidswaarde” zal verheffen. En datzelfde geldt voor zijn hemelse Vader. Want “Ik en de Vader, wij zijn één”. En dat is weer aanleiding tot een nieuw conflict met de Joden!

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier