Schriftlezingen: Ezechiël 37,12-14; Romeinen 8,8-11 en Johannes 11,1-45

De lezing uit Ezechiël is geen kinderspel. Het gaat over dood en leven. Enerzijds voelt het volk Gods zich doods, futloos, alsof het levend begraven is. Maar – en dat is de gelovige visie en hoop – Gods Geest brengt er leven in. Bij het graf hoort dood, bij de geest hoort leven. Als we daarin zouden kunnen geloven.
De lezing uit Romeinen gaat ook over dood en leven…het lijkt wel Pasen. Paulus nodigt ons uit te leven vanuit Gods Geest. Die Geest betekent voor ons namelijk: leven.
De evangelielezing gaat over dood en leven. Maar je moet er wel in geloven, anders glipt het je door de vingers. Hoor maar eens hoe er steeds over ‘geloven’ gesproken wordt. Zou er ook Pasen zijn, als er geen geloof was? Deze evangelielezing eindigt met: Velen…geloofden in hem.

Alle drie lezingen gaat het om: LEVEN. In de eerste lezing klinkt ‘t als een program: Mijn geest zal ik over u uitstorten en gij zult leven. In de tweede lezing klinken de woorden: maar uw Geest leeft. En in de derde lezing: als u hier was geweest was mijn broer niet gestorven.

Misschien denken we bij Pasen aan Jezus’ lijden sterven. Vergissing! God en Leven horen bij elkaar, niet God en dood. Maar wat versta je precies onder het Leven? Want ook mensen die midden in het leven staan kunnen doods zijn. Hun liefde, hun verwachtingen, hun gevoel kan dood zijn.

Ons idee van leven geldt meestal voor de periode tussen geboorte en dood. Dat noemen we: in leven zijn. En dat leven houdt op als we sterven. Maar in de lezing hoorden we: “Ik ben de verrijzenis en het leven” of die andere zin: “Wie in mij gelooft zal leven ook al is hij gestorven en ieder die gelooft in mij zal in eeuwigheid niet sterven.” Dat klinkt heel anders; is blijkbaar een ander begrip van Leven.

Ik herinner me dat we bij een begrafenis op het kerkhof de kist lieten zakken en dat een klein stemmetje zei: Nu is de hemel in de grond! Prachtig. Hier is “in de hemel” geen plaats, het geeft aan dat ze niet aan aardse condities onderhevig is, dat zij los is van alle ‘aardse’ kwalificaties is en in een andere sfeer, in hemelse goedheid, hemelse sfeer, hemelse entourage verkeert en dat verdiende oma!

Wat betekenen de woorden ‘eeuwig’ en ‘hemel’? “Onze Vader die in de hemel zijt”, waar is dat dan? En eeuwig? Misschien zijn het woorden voor wat onzichtbaar is en toch bestaat? Het eeuwige leven waarvan Jezus spreekt is geen ‘leven-na-de-dood’, is geen hemelse verlenging van dit vergankelijke aardse leven. Eeuwig is geen telwoord (zover kun je niet eens tellen) maar een kwaliteitswoord.

In de Schrift wordt ‘leven’ niet beperkt tot het stukje bestaan tussen onze geboorte en dood in. ‘Leven’, zeker met de toevoeging ‘eeuwig’, duidt op het leven van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde; op het leven van “Zie ik maak alles nieuw” (Openbaring 21,4-5). Geen toegift ná dit leven, maar het leven zelf. Héél het leven, inclusief ons sterven, ons mens-zijn “in leven en in sterven”, wordt vernieuwd, van een ander niveau, van een andere kwaliteit; de kwaliteit namelijk van het beloofde land, van het Koninkrijk Gods.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze week: zie hier.