18 maart 2018
Schriftlezingen: Jeremia 31.31-34 en Johannes 12.20-33

Stap voor stap wordt Gods belofte opgebouwd: Vers 27; “Er komen dagen”, vers 29 “in die dagen”, vers 31 “Er komen dagen”. Stap 3 is de climax: God sluit een nieuw verbond met Israel. Het “nieuwe” zit niet in het verbond op zich – een verbond was er vroeger ook. Maar “nieuw” omdat het nu geïnterioriseerd wordt: “in hun binnenste”. Het wordt hart-elijk, verdiept: “ingewand”, wordt persoonlijk! Het hart van eenieder wordt erdoor getekend: een in-scriptie – het “kennen” van God wordt erdoor gekenmerkt.

Voorbij aan een oude, afvinkende wetsgehoorzaamheid, een soort vernisje of stempel (op-schrift?) aan de buitenkant, kan er nu een persoonlijke relatie ontstaan, een “kennen” van God. Een kennen dat niet als een Fremdkörper aangeleerd hoeft te worden. Het is een kennen van binnenuit, vanuit het hart, de liefde. Het is een persoonlijke relatie. Lijnrecht hier tegenover staan zinnen als: de kenners van de Wet die God niet kennen (Jer. 2.8); mijn volk dat Mij niet kent (4.22); het volk dat van kwaad tot erger vervalt en Mij niet kent (9.2); zinnen die ook op een constante in het mensenleven duiden. Ook Marcus 6.7-8 legt zijn vinger op deze zwakke plek.

In de Evangelielezing willen Grieken (buitenlanders dus) Jezus “zien”. Jammer dat het in ons liturgieboekje is vertaald met: “spreken”. Ze willen hem niet gewoon, fotografisch, zien, maar Hem “begrijpen” – zeg maar “doorzien”. (zie bv. 1.14; 2.11) Ook anderen zien namelijk Jezus en zijn tekenen, maar tegen hen zegt Jezus: “U hebt mij gezien en toch gelooft u niet”(6.36).

Hier gaat ‘t om een ‘zien’ dat Jezus met de ogen van het geloof ziet. “Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien”(14.9). Op dat verlangen gaat Jezus in als hij zegt: “Het uur is gekomen dat de mensenzoon verheerlijkt wordt”. Tot nu toe was het uur niet gekomen (2.4; 7.30; 8.20), zien ze gewoon de historische mens Jezus. Nu komt het uur van zijn lijden en sterven dat door Johannes niet als afloop, ondergang, maar als verhoging wordt gezien. Maar dan kijk je niet alleen met je ogen! Om in de kruisstervende Jezus zijn “verheerlijking”, “verhoging” te zien, moet je anders, met ogen van geloof, kijken. En omdat voor Johannes in zijn “geloofszien” Jezus’ dood hoogtepunt van zijn leven is, kan hij schrijven dat Jezus aan het kruis “verhoogd” wordt (zie ook vers 34). Daarom heeft Jezus, bij wit ivoren kruisbeelden, soms een echte kroon op i.p.v. een doornenkroon!

Vers 24 “valt in de aarde en sterft ” heeft als tegenpool vers 32 “verhoogd worden uit de aarde”, en ook de paradoxen “leven verliezen en leven vinden” en alleen – allen (vers 32) horen hierbij – horen bij het “zien met de ogen van geloof”.

In vers 27 wendt Jezus zich direct, biddend tot zijn vader.  De Johanneïsche versie van het onderdanige “uw wil geschiede” (Mc 14.36) wordt: “Vader, verheerlijk uw naam” (vers 28), een gebed dat vanuit de hemel beantwoord wordt. En zoals het zien de mensen verdeelde in “niet-zienden die zien en zienden die blind worden” (9.39) brengt ook het horen een scheiding aan; sommigen horen een donderslag. Zie bv. Joh 6.60- 71; 8.43-47; 9.27; 14.24).

Henk Bloem, pastor

NB: De Evangelielezing eindigt met vers 33: “Hiermee duidde hij aan welke dood hij zou sterven”. Maar hebben onze liturgisten hier de schaar niet te vroeg gebruikt? Vers 34-36 vertelt de reactie van het volk op Jezus’ woorden en Jezus’ antwoord daarop. Dat kun je toch niet zomaar weglaten? En als je ziet dat deze verzen de paradox: “vernedering aan het kruis” tegenover “verhoging aan het kruis” voortzetten met de tegenstelling “wandelen in het donker“ en “wandelen in het licht” , – en dat zo vlak voor Pasen – dan bedenk je je toch wel even!

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier