Schriftlezingen: Sirach 15,16-21; Psalm 118; 1 Cor 2,6-10; Matteüs 5,17-37

“Alle wijsheid komt van God”, zou wel titel voor het hele boek Jesus Sirach – oftewel Ecclesiasticus (=kerkboek, van ‘ecclesia)’ kunnen zijn. Soortgelijke woorden vind je ook in: Wijsheid 9,4; Spreuken 2,6; Wijsheid 9; Baruch 3,12,29. Daarom nam de RK-kerk dit Griekse geschrift toch op in de canon. Maar wel als “deutero” (= tweede) canonieke (canon= richtsnoer) regel van ons geloven. Later bleek er toch een oudere Hebreeuwse versie te bestaan. Die was omgezet in’t Grieks, om de vele Grieken die in Egypte woonden te gerieven.
Vanaf het begin verkondigt Jezus Sirach: “Alle wijsheid komt van God”. Geen mens kan de wijsheid zelf verwerven: Ze is gave van God. En dit houdt in: “leven in harmonie met Gods schepping” – met zo’n leven heeft ze een goede verstandhouding. En met het woord ‘verstandig’ (vers 15) wordt duidelijk dat het hart van je leven bestaat uit je voegen in/naar wat de Heer behaagt. Dat moet het hart van je leven zijn: Je voegen in Gods wijsheid.
Over die “goddelijke wijsheid” kun je alleen spreken met ‘de volmaakten’, zegt Paulus. Met mensen die ook de andere wereld, de wereld van God kennen. Paulus is hier niet alleen praktisch, hij laat hier zijn mystieke kant zien.

De evangelielezing is genomen uit de Bergrede, de eerste van vijf grote toespraken van Jezus. Schriftgeleerden en Farizeeën krijgen ervan langs. (Matteüs 5,20). Zij houden de Torah (de Wet) alleen voor ’t oog in ere – en dat maakt hen tot “de geringste” (5,19). Hun naleven is slechts lippendienst. “Hun hart is ver van mij” (Jesaja 29,17 en Matteüs 15,8).
Aan paus Franciscus werd gevraagd: “Hoe kun je nou je vijanden beminnen (Matteüs 5,44) Is dat niet Godsonmogelijk?” Waarop Franciscus zei: “Zorg ervoor dat je geen vijanden hebt.” Dat komt heel dichtbij vers 5,24: “…en ga je eerst verzoenen met je broeder.” Door die verzoening ontstaat een andere, open sfeer tussen hen beiden. Ik denk ook aan vers 39: “Maar ik zeg jullie een zaak niet uit te vechten met iemand die je kwaad heeft gedaan. Maar als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houdt hem dan ook de andere voor.”
Terugslaan, met gelijke munt betalen, liever nog een beetje harder, leidt tot uitvechten, tot een wapenstilstand, tot je sterk genoeg bent om de ander terug te pakken. De ene wang en daarna de andere gaan niet uit van degene die de klappen uitdeelt, maar van de ontvanger! Die wordt gevraagd NIET terug te vechten. Denk ook aan: “Gij zult geen valse eed doen” (Matteüs 5,33), wat Jezus beantwoordt met: “Ik zeg jullie helemaal niet te zweren…” Ook hier wordt niet een andere wijze van zweren, maar het zweren überhaupt aangepakt. Doe het gewoon niet!
Jezus heeft andere normen dan de Schriftgeleerden en Farizeeën. Ik tel zo zes keer: “Maar ik zeg jullie” (Matteüs 5,20, 22, 27, 31, 34, 39, 44) met klemtoon op “ik”. En die IK staat tegenover een houding van louter lippendienst en van ‘het komt niet zo nauw’. Jezus neemt de geboden – de joodse geboden – serieus, ervaart dat niet als afschaffen maar als vervullen; vraagt dat je er met je hart bij bent en niet louter lippendienst vervult.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze week: lees hier.