Schriftlezingen: Lev. 13.1-2, 45-46  en 1 Cr 10,31-11.1 en Mc 1.40-45

Huidziekten: de zorg, of liever de angst, voor besmettelijke huidziekten druipt van de zondagslezingen af. Priesters moeten beslissen of iemand ‘rein-onrein’ is. Priesters, geen dokters. Betekent dat, dat deze ziekten aan God worden toegeschreven? Iets bovenmenselijks bevatten? … Lepra-leproos, melaatsheid verwoest een leven. Ontneemt mensen hun waardigheid. Dwing ze in het isolement.
Een folder van “Kerk in Actie” vertelt van de isolerende, sociaal dodelijke werking van Lepra. Bangladesh, waar velen werken in de theetuinen en maar heel  gebrekkige  hygiëne is, is een broedplaats voor deze besmettelijke zieke.

Leviticus: mensen  met lepra moeten dat zelf  hoorbaar en zichtbaar maken en als een fietsbel “0nrein, Onrein” roepen om anderen op afstand te houden. Dat je niet met elkaar  contact komt!! Terwijl ‘contact’ de kern is van menselijke verbondenheid. Dit is veel  erger dan een mondkapje bij de corona epidemie. Het isolement!

Paulus beklemtoont nog eens dat zijn eigen doen en laten Gods eer moet uitstralen. Het gaat niet om hemzelf, niet om je eigen voordeel. Gaat om redding van de mensen. Redding. Niet alleen van de ziekte, maar ook als mens. . dat gaat bij een ziekte als lepra samen.  Paulus’ voorzichtigheid laat vermoeden dat Korinthe zijn eerste gemeente was.

Het evangelie vertelt van een man met huidziekte die om hulp vraagt!  Het Grieks spreekt zelfs van: ’hij kroop op zijn knieën naar Jezus’. ‘Knielen’ heette in het Perzisch: Proskunèsis. Letterlijk: Tegen = pros, en Kunèsis= hond. Dus jezelf als een hond klein, onderdanig maken. In onze liturgie is het een gebaar van diepe onderdanigheid; van ons voor de Allerheiligste.
Jezus wordt als “priester” gezien; hij kan beslissent over rein en onrein. De man met huidziekte vraagt om hulp: 1.40.  Wonderlijk dat Jezus hem aanraakt; hij doorbreekt, al is het maar voor even, de onaanraakbaarheid van de melaatse. Dat geneest hem, geeft hem zijn ‘menselijkheid’ terug. “Bars” wordt hij weggestuurd- eerst naar de priester –zoals de joodse Wet voorschrijft –  maar dan mag hij het nog niet rond bazuinen.  Marcus gaat ervan uit dat er niet over Hem als wonderdoener gesproken kan/mag worden, voordat ‘de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan” (9.9). Zou het eerder gebeuren, dan zou niet het volle verhaal over Jezus verteld  worden. Pas als lijden en opstanding geschied zijn, als hij als Messias erkend wordt, dan pas kan Jezus ten volle doorverteld worden. Dit is het beroemde “Messiasgeheim’ bij Marcus.

 

Emeritus pastor Henk Bloem

Lees de blogs van de week voor meer verdieping bij de zondagslezingen