Notities over eindtijd, voorbereid zijn en handelen.

De gelijkenis (Matt. 25:1-13): waarvan is het een gelijkenis?
Binnengaan in de bruiloftszaal? Het Koninkrijk der Hemelen? Waar ga je naar toe bij je sterven? Symboliseren de wijze en domme vrouwen misschien de gemeenteleden, de ekklesia’s? Deels ingeslapen, deels goed bij de les? Waren misschien vooral vrouwen en meisjes richtinggevend in hun gemeentes?

Er is het gevaar dat de gemeente indut. Omdat je toch niet weet wanneer tijd en uur gekomen zijn. En op de gekste tijden, totaal onverwacht. Velen hebben moeite om steeds weer brandstof voor hun lampen te hebben. Sommigen leven zo bij het moment en denken: Als Hij komt, dat zien we dan wel.

Is God hier net zo onverbiddelijk als mensen: Als je niet op tijd thuis bent, kom je er niet meer in? Of werd God als stok achter de deur misbruikt? Emmy van Overeem schrijft in Niet in de zachte bries (p.188): “Toen haar auto knarsend het pad voor hun huis opreed, brandde de lamp boven de achterdeur. Geert sliep, wachtend op haar”.

Zoals gezegd: Hun dubbele roep “Heer, Heer” roept Matteüs 7:21 in gedachten. Typisch joods, wordt gezegd dat het niet alleen om mooie woorden en intenties gaat, maar om doen! Matteüs onderstreept meermalen dat het verstandig is de woorden die je hoort ook te doen (zie Mat. 7:24-26) Je moet goede vruchten opleveren (Mat. 7:15-20). De verstandige mens ziet proactief uit naar de komst van de mensenzoon: zijn leven is verwachten en er altijd klaar voor zijn. De dichter G.B. Shaw: Het grootste nadeel van het christendom is dat het nooit echt is uitgeprobeerd.

In Zuid Afrika vertelt men: Er waren tien meisjes, vijf waren blank en vijf waren zwart. Allen kwamen ze bij de hemelpoort. De blanke meisjes kregen te horen: “Omdat de blanken op aarde heersen, hebben de zwarten het in de hemel voor het zeggen”. De blanken zullen gaan smeken om een aanraking met water door de top van een vinger. Maar ze zullen als antwoord krijgen: Niemand kan tweemaal heersen.

De Amerikaanse bisschop Fulton Sheen (1895-1979) zei ‘t zo: If you don’t behave as you believe, you will end by believing as you behave. Als je niet leeft naar wat je gelooft, dan loopt het erop uit dat je geloof zich naar jouw handelen schikt.

In deze coronatijd een oud, maar zeer actueel stukje. Als dank en bemoediging voor allen die verzorgen, verplegen, mantelzorgen, boodschappen doen…die als de Samaritaan uit Lucas 10 naar iemand toegaan. Dit gedicht hangt in de hal van de psychogeriatrische afdeling van het verpleeghuis Myosotis (dit betekent: vergeet mij niet) in Kampen

Myosotis
Die in dit huis U aan de naaste wijdt,
raak met Gods hulp het kostbaarste niet kwijt;
behoud van wie u aanziet het vertrouwen
bescherm hen ten angst en eenzaamheid
(Ida Gerhardt)

Mevrouw Laura Reedijk (zus van ds Jaap Boersma) schrijft daarbij dat in deze vier regels beschreven wordt waar het om gaat in het zorgen voor oude mensen, zeker voor oude mensen die in de war zijn. “Allereerst wordt dat ‘zorgen voor’ vertaald in ‘zich wijden aan de naaste’. Daarmee krijgt dat doodgewone werk van het ‘zorgen voor’, dat helaas in onze zich verhardende maatschappij niet erg meetelt, een hogere waarde.
De mensen voor wie wordt gezorgd heten ‘naasten’.
En in dat woord klinkt voor de goede verstaander de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan uit Lucas 10 door. Jezus vraagt: ‘Wie is de naaste geworden van de man die in de handen der rovers was gevallen?’ De wetgeleerde antwoordt: ‘Die hem barmhartigheid bewezen heeft.’ Jezus zegt dan: ‘Ga heen, doe gij evenzo.’
Ik hoor de verplegenden en verzorgenden al protesteren: ‘Ik doe gewoon mijn werk, ik verdien er mijn geld mee, geen gezeur over naastenliefde of barmhartigheid.’
En toch doen alleen die mensen hun verzorgende werk goed, die het met liefde doen.
Het gedicht zegt verder: Raak met Gods hulp het kostbaarste niet kwijt!
Dat kostbaarste is het vertrouwen van de mensen, het vertrouwen ‘van wie u aanzien’.
Het is de blik van de oude, in hun verwarring hulpeloos geworden mensen, waarmee ze degenen die hen helpen aanzien om te zien of zij vertrouwd kunnen worden. Want ook degenen die niets meer (kunnen) zeggen, zoeken het gezicht van de helpenden af, om te zien of deze mensen lief voor hen willen zijn, of zij met zachte handen willen helpen.
Ik weet alles van de overbelasting van hen die in de tehuizen verplegen en verzorgen. Misschien treft dit kwatrijn van Ida Gerhardt daarom zo, omdat het oproept: Raak, met Gods hulp, ondanks al het gesjouw, het kostbaarste niet kwijt! Bedenk dat je iets kostbaars wordt toevertrouwd, dat het een hoge taak is, hulpeloze mensen te helpen, en hen ‘te beschermen tegen angst en eenzaamheid.’” (Laura Reedijk in Trouw 1996)

Henk Bloem, pastor

Meer verdieping in de lezing van komende zondag: lees hier.