In elke geloofsovertuiging heerst het begrip van de bekering (metanoia), de wedergeboorte (renaissance), het herboren worden. Dat kan gebeuren op basis van een formule, een bepaalde intentie, een doelstelling, een vaste (culturele) overtuiging. En zulks helpt mensen zichzelf opnieuw uit te vinden. Men gaat ervoor, wat het ook is. In ons leven maak ik dat regelmatig mee, een nieuw leven beginnen of hernieuwen, je doelstellingen, je ge(be)loften, je huwelijkswensen, je ideeën herzien, enzovoort.

Kinderen willen overal op, op een paard in de draaimolen of op een nieuwe fiets, en als ze dat eenmaal veroverd hebben willen ze er af omdat ze al weer iets nieuws gezien hebben. Mijn moeder zei dan: Ze hebben hun ogen nog niet vol. ..Hadden de talloze mensen die met Jezus meetrokken ook zoiets? Professor Peter Nissen maakte vele omzwervingen tussen verschillende geloofsgemeenschappen voor hij weer tot de rooms-katholieke kerk terugkeerde. Hij werd daar natuurlijk ook op aangesproken en zei: “Als ieder die kritiek heeft weggaat verandert er nooit iets.” Ik denk dat dit een belangrijke zin is in het synodaal proces van onze kerk. Kritiek zal er komen – terecht ook. Hopelijk helpt het ons samen nieuwe geloofswegen te gaan.

Thomas van Kempen schrijft in de Navolging van Christus: “Loop waar ge wilt, zoek al wat ge wilt, en ge zult omhoog geen verhevener, omlaag geen veiliger weg vinden dan de weg van het heilig kruis…Het kruis staat dus altijd gereed en het wacht u overal. Gij kunt er niet aan ontvluchten, waar ge ook heen rent, want overal waar ge komt, draagt gij uzelf mee en zult ge altijd uzelf vinden. Wend u naar boven, wend u naar beneden, wend u naar buiten, wend u naar binnen: altijd en overal vindt gij het kruis; en gij moet overal uw geduld bewaren, indien gij de innerlijke vrede wilt hebben en de eeuwige kroon wilt verdienen.” (zie Getijdengebed deel 7 jaar 2 blz. 205-6).

Het boek Wijsheid spreekt van ‘het hemelse’. We hebben vaker gezien dat: ‘hemel’ geen plaatsaanduiding maar een kwaliteitsaanduiding is. Toen oma stierf vertelde moeder aan haar kinderen “Nu gaat oma naar de hemel. Ze woont en leeft niet meer hier met ons. Ze is in de hemel en zo blijft ze ook beetje bij ons.” Toen we later op het kerkhof bij het geopende graf kwamen en de kist daalde, hoorde iedereen het stemmetje: “Nu is de hemel in de grond.” Prachtig gezegd: de hemel kan overal zijn. Het is niet één bepaalde plaats – waar zou die moeten zijn? Waar zouden al die gestorven mensen…? Het woord hemel probeert een ander aspect van onze werkelijkheid onder woorden te brengen. Een jongen vroeg aan Gerard Reve: ”Wat denk u: bestaat God?” waarop Reve antwoordde: “Och jongen, ‘bestaan’ , zo praat je niet over God.” De mysticus Titus Brandsma zou gezegd hebben: “Wie zichzelf wil begrijpen, moet naar de hemel kijken.” Bedoelt hij: naar boven kijken? Is de hemel dan een plaats? Of bedoelt hij naar God, naar Gods werkelijkheid kijken.
Wij denken in tijd en ruimte, we kunnen niet spreken over wat ons te boven gaat, buiten woorden van tijd en ruimte om. Misschien kun je zeggen: wie zichzelf wil begrijpen, moet ook naar die andere werkelijkheid, naar God kijken. Misschien zouden we ook wel duidelijker kunnen bidden: “Onze hemelse Vader”, in plaats van: “onze Vader die in de hemel zijt”, waarbij je automatisch aan een plaats denkt. Maar dat bedoelen we niet. We bidden niet dat hij in de hemel is, lekker ver weg. Maar we hebben geen taal voor die andere werkelijkheid en bidden – een beetje gek gezegd – dat hij van hemelse kwaliteit is, niet aan tijd, plaats of wat dan ook gebonden.

Henk Bloem, pastor

Meer verdieping in de lezingen van deze zondag: lees hier.