“Ik ben geboren in een tijd dat de meeste jongeren het geloof in God hadden verloren, om dezelfde reden als de ouderen het ooit hadden aanvaard.” (Fernando Pesoa, Het boek der rusteloosheid, pagina 6-7) Deze zin geeft een gevoel van leegte, een gevoel van ijzige stilte waarbij je je pas achteraf realiseert wat er om en met je gebeurd is. Het past volgens mij bij onze post-corona tijd. Ze raakt wel aan een gegeven van onze kerk dat ons geloven geen taal en expressie meer heeft: geen taal en expressie die ertoe doet, die het stilletjes en ongemerkt vertrekken mogelijk maakt: “Waarom ben je rooms-katholiek?” Veelal volgt een onpersoonlijk en ongeëngageerd antwoord: “Omdat onze ouders dat waren”, “Omdat iedereen in dat dorp…omdat ook de school…” Een echt antwoord is het niet. Het is eerder iets wat je van buitenaf komt aanwaaien, dan dat het een persoonlijk antwoord is. In zo’n geval doet wegblijven ook niet zeer.

Ik las ook: “Ik schaam me: ik ben gelovig en toch depressief.” De zin boeit me omdat ik juist gelezen had dat de opstanding van Jezus het aanknopingspunt is voor geloof, hoop, toekomst. Niet dood, niet een zwart gat, maar leven ligt in het verschiet. Jezus’ opstanding zet de deur naar leven open.

Onderweg, velen zijn onderweg, alsmaar onderweg. Soms in gesprek, zomaar om zich heen kijkend. Gesprek kan ook de diepte ingaan, kan inspireren tot een echt apostolisch leven: Hem achterna. De Spanjaard Pesoa schrijft “Ik ben geboren in een tijd dat de meeste jongeren het geloof in God hadden verloren, om dezelfde reden als de ouderen het op zich hadden genomen”. Die (ouderen) hebben het op zich genomen zonder echt te beseffen of te weten waarom deze wel en die niet. (Pesoa,Het boek der rusteloosheid,6/7). Een echte doorslaggevende reden was er niet: niet om het op zich te nemen en niet om het af te schudden.

Misschien zien we hier ook het belang van Oosterhuis…die ons een nabije, persoonlijke taal van zingen en van gebed gaf, een taal- en woordgebruik dat ons raakt! Die niet over ons heen gaat zonder ons te raken, maar die ons leven raakt: hoe wij denken, hoe wij geloven, hoe we spreken. Die ons laat voelen: “zo wil ik het wel zeggen, wel zingen”. Dit past bij mij. Dit ben ik. Zo wil ik later ook wel pastor zijn. Op de basisschool vroeg ik ooit aan een kind: “Zou jij later pastor willen worden?” En zij antwoordde: “Neen, ik doe liever iets met dieren.” Mooi antwoord, maar je voelt dat geloof er niet meer toe doet: niets meer zegt, onschadelijk, onwerkelijk, onpersoonlijk.

Transsubstantiatie. Voor W. Vermeulen is de transsubstantiatie iets onbegrijpelijks gebleven. Hij verwoordt wat velen denken. En het woord ‘transsubstantiatie’ heeft het meer verergerd dan opgelost. Een schooljuf heeft de betekenis van ‘transsubstantiatie’ aan haar klas trachten duidelijk te maken en vraagt heel pedagogisch aan een kind: “Vertel jij eens hoe het zit.” Het kind zegt: “Jezus nam zijn lichaam en zei: Neemt en eet, dit is mijn brood gegeven voor jullie.” Dat kind vergist zich, draait de zaak om, maar had wel gelijk: je moet de zin van Jezus omdraaien om ‘transsubstantiatie’ te bevatten. Je moet begrijpen dat Jezus van zijn lichaam brood maakt om te kunnen zeggen dat het brood op zijn manier het lichaam van Christus is

Marcel Poorthuis geeft nog een korte toelichting en schrijft: de notie transsubstantiatie, is meer een theologisch leerstuk dan een dogma. De werkelijke tegenwoordigheid van Christus is de kern, de transsubstantiatie een poging om die kern te verhelderen. Dit leerstuk bedient zich van aristotelische categorieën substantie en accident. In tegenstelling tot ons gebruik van substantie gaat het nu juist niet om fysiek waarneembare zaken, maar juist om het onderliggende ‘wezen’. Zo is een bal rood en rond (accidenten), maar wortelen die accidenten samen in de substantie bal die zelf niet waarneembaar is. Bij toepassing van deze categorieën op de eucharistie werd de notie “substantie” al snel ontdaan van zijn aristotelische betekenis en begon juist het fysieke aan te duiden. Daardoor kregen allerlei bedenkelijke volksdevoties zoals bloedende hosties hun kans, inclusief beschuldigingen aan het adres van joden dat zij de hostie hadden ontvreemd en martelingen hadden doen ondergaan! Ongelukkigerwijs heeft de revival van de middeleeuwen in de 19e eeuw geleid tot kolossale glas-in-loodramen waarop zo’n beschuldiging is vastgelegd – en die zoveel Joden het leven heeft gekost. Zie o.a. in de Goedelekathedraal in Brussel.

Henk Bloem, pastor

Meer verdieping bij de lezingen van deze zondag: lees hier.