Enkele associaties en invallen bij de schriftlezingen van de 10e zondag door het jaar (B). 

  1. In Marcus 3.31-35 wijst Jezus zijn (biologische) moeder en naasten af. En zegt: Al degenen die de wil doen van God, die zijn mijn broer en mijn zuster en mijn broeder. Van een ‘vader’ is hier geen sprake.
  1. Het liedje ‘Bloemen zijn rood’ gaat over een jongetje dat voor het eerst naar school gaat. Hij kleurt een papier helemaal vol met zijn kleurpotloden. Zegt de juf:
    ‘Bloemen zijn rood, jongeman, blaadjes zijn groen. Het heeft geen zin om het anders
    Het jongetje antwoordt:
    ‘Ja mejuffrouw, d’r zijn zoveul kleuren bloemen, zoveul kleuren blaadjes, zoveul    kleuren overal, zoveul kleuren zijn nie op te noemen, mer ik zie ze allemaal.’

Dat wordt de juf te veel, ze stuurt hem de klas uit. Het jongetje klopt zachtjes op de deur, zegt dat hij spijt heeft en herhaalt:
         ‘De bloemen zijn rood, blaadjes groen, ’t heeft geen zin om het anders te zien. Dus waarom zou ik het anders doen.

Voor Jezus was het niet belangrijk of hij keurig lid van een joodse familie was. Voor hem was niet belangrijk wat iedereen deed, wat
‘men’ van hem verwachtte. Voor hem was belangrijk of men de wil van God deed.

  1. Toon Tellegen zei: ‘De synode hield niet van wonderen—en zeker niet van wonderdoeners.’

 

  1. Gedicht van Sophie Straat (19 jaar) – Trouw 7 juni 2024

Dit is het brood van het lijden dat onze voorouders
aten toen ze slaven waren in Egypte.
Laat het ons herinneren aan mensen die arm zijn
en honger hebben.
Laat het ons herinneren aan mensen die vandaag de dag
gevangen gehouden worden en geen vrijheid kennen.
Laat iedereen die honger heeft komen eten.
Laat iedereen die tekort komt
de hoop van Pesach met ons delen.
Terwijl wij hier feest vieren
Voelen we ons één met mensen op andere plaatsen
Mogen volgend jaar om deze tijd alle mensen
genieten van vrijheid, gerechtigheid en vrede.
Want niemand van ons is vrijdag
Maar dat iedereen dat is.

 

Emeritus-pastor Henk Bloem