Schriftlezingen Gen 15:1-6; 21:1-3 Luc 2:22-40

De geboorte van Jezus, vaak gereduceerd tot een vertederend gebeuren, is veeleer van kosmisch belang. Het maakt bewust dat de schepping als geheel zijn bedoeling en betekenis gevonden heeft, dat wij nieuwe mensen worden, één solidaire mensheid, dat ons allemaal samen betreft, inclusief degenen die niet tot ‘ons soort mensen’ behoort. Johannes van het Kruis zegt: “En God zal vanaf nu mens zijn, en mensen zullen deel van God zijn. Hij zal zich onder hen begeven, met ze eten en met ze drinken. Hij zal altijd bij ze blijven, eeuwig naast hen zijn, tot deze wereld helemaal af is.”

Het kerstfeest hebben we achter de rug. Ja, het feest wel, maar ook het kerstgebeuren? Of vergaat het ons als die mens die op kraamvisite kwam en zich bij het weggaan ineens realiseert: Verdraaid, ik heb het kind niet eens gezien!

Zou de gedachtenis van de eerste martelaar Stephanus (Handelingen 6-7) stomtoevallig op 26 december geplaatst zijn? Drukt dat niet van meet af aan uit dat kerst geen vrijblijvend feestje is, maar consequenties heeft als je de weg van dat kerstkind, van God, wilt gaan. Nota bene, Stephanus betekent in het Grieks ‘lauwerkrans’, zoals bij Olympische spelen: Dit is de winnaar! Maar dat zal niet ieder bij gedacht hebben.

Kerst – God wordt mens – en wel onderaan onder de blote hemel en in een schaapsstal. Ruik je? Of onder de brug. Deze paus wil bisschoppen hebben die de ‘geur van schapen’ meedragen. In ‘Tutti Fratelli’ schrijft hij: “Voorbijlopen aan iemand die hulp nodig heeft en hem geen tijd of zorg verlenen, geen tijd willen verliezen door de problemen van anderen, is iets dat je telkens in de geschiedenis ziet en wat misschien in de laatste jaren steeds duidelijker wordt” (NO 65). Hartverwarmende encycliek – dat kunnen ze niet allemaal zeggen!

Na alle aandacht voor het kind en zijn moeder keren we ons deze zondag naar het gezin. Een mens leeft niet alleen, maar leeft van samen, dat is essentieel. “Dat we niet op bezoek mochten komen was de nekslag voor mijn moeder”, zegt zoon Mario. Om het leven van mensen te beschermen werden ze geïsoleerd. Maar zo hadden ze geen leven. In de Genesis lezing betekent kinderloos sterven dat alles in andere handen overgaat. Waar leef je dan nog voor? Als Abraham en zijn vrouw Sara, beiden op hoge leeftijd, nog een zoon krijgen zou je in de gewone wereld zeggen: Dat is godsonmogelijk. Bijbels zeggen ze: Dan moet hij wel een bijzonder kind zijn, eentje waarin Gods belofte doorgaan. In de evangelielezing worden ook de “ouders” van Jezus genoemd, ook als zijn ‘vader’ en ‘moeder’. Hij komt niet zomaar uit de lucht gevallen, is geen ‘loslopende mens’: hij staat in de lijn van Gods beloften. Als eerste horen zij de zegenwoorden waarmee de oude Simeon en Anna hem als ‘de langverwachte’ verwelkomen.

Henk Bloem, pastor