Een joodse Rabbi, Eisink geheten, woonde in het Poolse Krakau. Hij bad om de wijsheid van Salomo en had de armoede van Job. Hij en zijn gezin leden elke dag honger. Op een nacht vertelde een engel hem in een droom dat er en grote schat verborgen lag onder het koninklijk paleis in Praag. Toen hij weer eens een dag niet gegeten had en door honger niet kon slapen, verscheen hem opnieuw de engel, met dezelfde boodschap over de verborgen schat. De dag daarop besloot hij naar Praag te gaan om daar de schat te gaan zoeken. Na een lange, vermoeiende reis kwam hij aan en zocht naar een plek om te rusten, ergens in de buurt van het paleis. Hij werd door een paleiswacht aangehouden die hem vroeg wat hij wilde. En rabbi Eisink vertelde over zijn armoe en dat hem in een droom verteld was over een schat onder de brug bij het koninklijk paleis hier in Praag. ‘Arme man’ zei de paleiswacht, ‘dromen zijn bedrog. Zelf werd mij ooit in een droom verteld dat er en schat begraven lag in Krakau, bij een zekere familie Eisink, in de kamer achter de haard. Denk je dat ik naar Krakau ben gegaan? Ik zou wel gek zijn! De helft van de mensen daar heet Eisink’. Rabbi Eisink maakte rechtsomkeer, en liep zo snel als hij kon naar huis. En daar, achter de haard, in zijn eigen kamer vond hij een grote schat.