5e Zondag van Pasen (B)
Schriftlezingen: Hand 9,26-31 en 1 Joh 3,18-24 en Joh 15,1- 8
De evangelielezing eindigt met een uitdagende zin: ”Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt dat gij rijpe vruchten draagt; zo zult ge mijn leerlingen zijn” (Joh 15,1): Twee in één klap: de Vader verheerlijkt, en allemaal leerlingen van Christus.
Volgens Handelingen 9 vertrouwen de leerlingen Paulus niet. Eéntje (Barnabas) komt voor hem op; het onderling vertrouwen groeit en tenslotte scharen ze zich allemaal aan Paulus’zijde. ’t Was: ‘bang’, dat slaat om tot : ‘onverschrokken’, dus niet meer bang maar juist ‘moedig’.
“Hierdoor wordt mijn vader verheerlijkt dat gij rijke vruchten draagt; zo zult ge mijn leerlingen zijn. Omdat we doen wat hem aangenaam is”. Maar dat betekent geen letterknecht-achtige interpretatie van de sabbat of van de geboden. Wat al te vaak geschiedde! Zoals nu ‘de goede oude tijd’ soms verheerlijkt wordt. Niet omdat ’t daadwerkelijk allemaal goed en perfect was, maar men was blind omdat het tot het andere kamp behoorde. In zo’n spanningsveld vallen de nuances weg. Dan worden de nieuweling (Jezus ) en de aloude (Mozes) tegen elkaar uitgespeeld: “wij houden ons aan wat Mozes zegt”. Terwijl anderen zeggen: Ogen openen van een blinde, dat kan God toch alleen? Dus moet Jezus wel een mens van God zij n. Zo geeft de evangelist met een paar zinnen aan hoe fundamenteel de tegenstelling is.
Een kern woord is, vers 22, “zijn ouders waren bang voor de Joden” die zich zo wetsgetrouw achter de Thora schaarden. Spanningen dus tussen rekkelijken en fijnen. Die bangigheid bepaalt hun spanning en discussie.
En ze spelen de kaart: Mozes is van oudsher de vertegenwoordiger van God, en van die onverklaarbare nieuwlichterij willen ze niks weten. Blind geboren en dan nu ziende: dat geloof je toch zelf niet.
Emeritus-pastor Henk Bloem
Lees voor meer verdieping bij de zondagslezingen de blogs van de week