Schriftlezingen: Deuteronomium 4:1-2, 6-8 en Marcus 7:1-8, 14-15, 21-23

Het volk Israël is op weg naar het ‘beloofde land’, of liever, naar het ‘land van de belofte’. Daarin klinkt mee: ‘waar de belofte waar gemaakt gaat worden’. Terwijl de term ‘beloofde land’ vaak jaloezie, concurrentie en politieke spanning oproept. Op de drempel van dit nieuwe land, houdt Mozes hen voor hoe ze daar moeten leven, hoe daar de belofte waar te laten worden.
Maar hoe lees je dit nu? Met een historische bril of met een existentiële bril, een bril die zicht geeft op het bestaan (existentie) van elk mens? Gaat het alleen om het volk van toén, of zijn we voortdurend onderweg naar het land van belofte? “Dan zult ge leven,” zegt Mozes, “en bezit nemen van ’t land dat de Heer God u schenkt.” Geldt dat alleen toén, of komen wij ook nu pas tot echt leven in een door God geschonken wereld?
Mozes speecht: Sjema Israël = hoor Israël…en handel daarnaar! Alleen als men luistert naar Gods Thora en recht en gerechtigheid doet, dan zult u leven – niet slechts ‘in leven blijven’ maar ten volle leven in vrede, opbloeien, mens(en) van God zijn. ‘Dan’ – en alleen ‘dan’ en anders komt ’t er niet van. Het schenken van het land, dat God het geeft, is afhankelijk van ‘t horen en doen. De verbondsgave, namelijk leven-in-het-land (vers 1b) wordt omraamd door de oproep tot verbondstrouw, door ‘horen’ en ‘doen’ (vers 1a) en ‘bewaren’ (vers 2) van Gods ‘voorschriften en bepalingen’. Het sociale leven krijgt gestalte vanuit de trouw aan de Ene God.
God schenkt het land. Het is niet vàn hen, het is een gave! Of liever, een opgave. Gave en opgave zijn als luisteren en handelen: Ùw wil geschiede, ùw rijk kome...niet mijn wil, mijn rijk. Gaat dat alleen op voor toén? Of geldt gave en opgave ook nu, ook voor ons? Bijbelse verhalen zijn rijker dan historische verslagen!

De Evangelielezing hekelt het uiterlijk vertoon dat de overhand krijgt boven de onderliggende intentie. Wel showen ‘ik ben naar de kerk geweest’, maar of en wat je daar gedaan hebt doet er blijkbaar niet toe. Buitenkant is belangrijker dan binnenkant. Sociale controle meer dan intentie. Met name de leidende groep, Farizeeën en Schriftgeleerden, mensen van ‘De Wet’, krijgen ervan langs. Wat ‘men’ ervan zegt wordt hun belangrijkste motivatie.
In Marcus 7 gaat Jezus in discussie met:
a) Farizeeën en Schriftgeleerden
(7.2-13);
b) geeft openbare les aan het volk (vers 14-15); en
c) privé onderricht aan de leerlingen (vers 16-23).
Ad a): Farizeeën en Schriftgeleerden krijgen zware kritiek. ‘Huichelaars’, alleen voor de schone schijn, voor wat ‘men’ denkt.
Ad b): het volk hoort dat onreinheid niet over je eetgewoonten maar over jou als mens gaan.
Ad c): de leerlingen krijgen privé onderricht. In lijn met Psalm 51.
Tenslotte: Het volk staat tussen a en c in; die kunnen nog beide kanten op.

Vraagje: Lijkt het land van belofte op een hemel op aarde?

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.