Schriftlezingen: Jes. 62:1-5 en Joh. 2:1-12

Niks zeggen is niet de sterkste kant van een profeet! Daar is een profeet niet voor. Hij/Zij: “kan niet zwijgen: Omwille van Sion, omwille van Jeruzalem! moet ik mijn mond opendoen totdat haar gerechtigheid (dat woord ook in 61:10; 62:1-2) en haar redding zich aandient. Er is een gevaar om woorden als gerechtigheid en redding te vergeestelijken en maatschappelijk te duiden. Ongevaarlijk te maken (de ‘Willibrord’ heeft die neiging.) Het gaat om de totale mens, de totale samenleving en die heeft zowel een maatschappelijke als een geestelijke kant. Abbé Pierre heeft ooit gezegd: “Als ik zie wat mensen kapot maakt, dan raak ik buiten mijzelf”. Liefde en heilige woede zijn onlosmakelijk. Zij bezielen deze profeet.

Het goede nieuws is dat God de oude huwelijksrelatie – mooie symboliek voor de relatie van God x Jerusalem! – zeg maar, van vóór de ballingschap, herstelt. Het verleden is passé; Jeruzalem krijgt een nieuwe naam. Ze heeft weer een man. En wat voor één! De Heer (vers 4)! Ze kan weer met opgeheven hoofd door het leven gaan. Jong en fris. Er start iets nieuws! – merk je het niet?
De koning (God!) brengt bij zijn terugkeer gerechtigheid en redding mee. De stad leeft weer op! Niet eenzijdig economisch, technisch, ook geestelijk. God bouwt haar weer op; ze zijn blij met elkaar: “Ik” zegt hij, “ga iets nieuws beginnen…”

Johannes 2 sluit hierbij aan.
In vers 11 sluit hij af: “Dat was het begin van Jezus’ tekenen…” De onbekende aan de Jordaan (vers 1.29) had zich zich steeds meer als de Messias van Israël geopenbaard. Zie bijv.: 1) Jezus gaat van dag tot dag, stap voor stap, verder 1.29; 1.35; 1.43, uitlopend op de bijzondere “derde dag” (2.1) 2) de christologische titulatuur voor Jezus wordt steeds aangevuld: Lam van God, vers 29; Zoon van God, vers 34; Lam van God, vers 36; Messias, vers 41; Zoon van God, Koning van Israël, vers 49. 3) En dan het afsluitende toppunt in Kana: Hij openbaarde zijn heerlijkheid en zijn leerlingen geloofden in hem. En met zijn woordje: begin kan de Evangelist nu verder en doet hij ons hopen dat er nog veel meer komt!

Maria wordt wat vervreemdend als “vrouw” aangesproken. Zij staat hoog op de gastenlijst; wordt vóór Jezus en de leerlingen genoemd. Zij komt voor het volk op: “Ze hebben geen wijn”. (merk op dat er niet “meer” staat; ) Zij ziet dat de vreugde, het levengevende dat Jesaja zo mooi verwoordde, ontbreekt. De titel “vrouw” spreekt haar aan als beeld, vertegenwoordigster van het volk.
Kana is een bijzondere bruiloft: de huwenden blijven anoniem, geen woord over een bruid, de vaten voor de wijn zijn buiten proporties groot. De “vrouw” constateert dat de fut eruit is. Dat het volk vastgelopen is in de reinigings-gebruiken; dat hun leven verwaterd is. Jezus tilt het/hen weer naar het niveau van wijn, feest… Kortom: Hij laat zijn heerlijkheid zien.

“U” zegt Jezus, “hebt de goede wijn tot nu toe bewaard. Het Griekse woordje arti (= tot) is dikwijls met Jezus verbonden (vgl. 5.17; 13.7-37). Evenals “Waar vandaan” (vers 9, vgl. 4.11; 6.5 en 19.9) dat veelal naar persoon en identiteit van Jezus verwijst. Dan kun je dus lezen: “U hebt de goede wijn tot mijn komst bewaard!” Hij is blijkbaar de goede wijn.

De griekse werkwoordsvorm in 2.11 duidt op het begin, de start van iets. Dus niet: “Zij geloofden” maar: “zij begonnen te geloven”. Dan snap je ook de volgende zin: “Dit was het begin…”. Inderdaad, dit is nog maar het begin. Maar een goed begin is het halve werk.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier