Schriftlezingen: Ezechiël 34:11-12, 15-17 en Matteüs 25:31-46

De profeet Ezechiël heeft wel lef. Hij verwijt degenen die herders worden genoemd – de leidende figuren dus – dat ze alles doen behalve herder voor Israël zijn. Ze zorgen goed voor zichzelf – maar voor Gods volk, ho maar. Zij brengen hun schaapjes op het droge – maar alleen hun eigen schaapjes! Wolven in schaapskleren. Zo corrupt als wat. Dan zal God zelf wel herder zijn. Het zijn tenslotte zijn/mijn schapen, zoals God bij monde van zijn profeet vier keer zegt. En God zal wel herder voor hen zijn: Ik zoek op, Ik zal omzien, Ik zal weiden. Wat de politieke en geestelijke leiders van Israël schromelijk hebben nagelaten, neemt God zelf op zich. Hij zal wel een goede herder zijn! Als Jezus zegt “Ik ben de goede herder” (Johannes 10:11) is dat dus niet zo vredig als het eruit ziet. Het moet als een steek bij de joodse leiders zijn aangekomen, die meenden dat zij zelf de herders van het volk waren.

De Evangelielezing wordt ‘Oordeel van de Mensenzoon’ of ‘Laatste oordeel’ genoemd. Maar de vraag ‘Wanneer hebben wij u hongerig, dorstig, enzovoort, gezien?’ drukt meer verrassing dan oordeel uit. Misschien is een beter opschrift: Het geheim van de koning. ‘Geheim’ omdat het om een verrassing gaat en ‘koning’ omdat die hier als mensenzoon/koning een cruciale functie heeft. Er is sprake van ‘troon’, ‘koning’ en ‘koninkrijk’ maar hij scheidt de mensen als een herder; is koning als een herder wiens zorg en bezorgdheid uitgaat naar de hongerige, de dorstige, de naakte. Deze koning kent en koestert elk schaap, als een herder!
Op zijn zeggen: ‘Ik had honger, Ik had dorst’ (en nu ook: Ik was vluchteling), vragen zij verrast: ‘Wanneer hebben wij U zo gezien? U als zo’n armoezaaier?’ Hij antwoordt: ‘Wat je voor een van de minste…hebt gedaan, heb je voor mij gedaan’. Die identificatie is wel de grootste verrassing!

We stelden als opschrift voor: Het geheim van de koning. Het ‘wanneer’ blijft namelijk geheim. Maar direct na dit verhaal start het lijdensverhaal, waarin we meemaken hoe Hij wordt gearresteerd, van zijn kleren beroofd, hoe Petrus Hem laat vallen, hoe Hij aan het kruis roept:  ik heb dorst. Hier zien ze Hem als de kleinste, de minste, de dorstige; hier gebeurt de identificatie! Hij is onder ons de minste geworden (zie Filippenzen 2:6 vv). (Zie: Anna Fumagalli, Gesù crocifisso, straniero fino alla fine dei tempi. Frankfurt 2000).

Van Paus Johannes de 23e wordt verteld dat hij de avond na zijn Pauskeuze in bed lag te woelen en alle problemen en zorgen van de kerk op hem afkwamen, en bad:“Heer, het is niet mijn, maar uw Kerk! Ik ga slapen, welterusten”.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.