Schriftlezingen: Hand. 2.14a, 22-33; 1 Petrus 1.17-21 en Lucas 24.13-35.

Petrus, niet dronken, zoals men dacht, treedt als woordvoerder op. Hij maakt reclame voor Jezus, plaatst hem binnen de joodse geschiedenislijn vanaf koning David, en zegt dat God – de ene en zelfde JHWH die zijn joodse publiek zo goed kent – hem heeft doen verrijzen. Zijn wervende preek bevat ook negatieve brandstof: “dezelfde Jezus die jullie door de hand van goddelozen aan het kruis hebben genageld en gedood” (vers 23). Gelukkig zegt Petrus niet dat ‘de Joden’ dit gedaan hebben. Hij maakt onderscheid: “hebt gij, door de hand van goddelozen…”. Niet zijzelf dus, maar toch …. De idee van ‘de joden hebben de moord op Jezus op het geweten’ heeft in de verdere geschiedenis verschrikkelijke gevolgen gehad. Onze lezing eindigt met vers 32, maar vers 36 herhaalt klip en klaar “deze Jezus, die u hebt gekruisigd”. En denk ook aan het proces voor Pilatus waar: Heel het volk riep: “zijn bloed op ons en onze kinderen” (Mat. 27.25). Moet je met de Willibrord vertalen: ‘Heel het volk riep’, of liever ‘al het volk’ wat dan slaat op de massa die als schreeuwlelijk bij het proces was? Geen wonder dat de Canadese bisschoppen ooit besloten: ‘Lees die zin maar niet op Goede Vrijdag, laat maar weg, want die roept alleen maar misverstand op.’

Hoeveel lijdt Jezus niet in zijn eigen kerk?
Die vraag stelde kardinaal Josef Ratzinger bij de kruisweg in Rome. Daarin vergelijkt hij de kerk met ‘een boot die op zinken staat en aan alle kanten water maakt’.

Lucas 24.13-35.
Met Jezus onderweg. Dat waren de Emmaüsgangers, ook al hadden ze dat soms niet door, en onze parochie wil zich daaraan spiegelen. Ik probeer de dynamiek van het verhaal te pakken:
1. De HOORDERS zijn er al. Mensen hebben onderweg hun vragen, er ligt van alles op hun hart. De onderlinge uitwisseling heet ‘homilein’(Grieks) – daar komt ‘Homilie’ vandaan. M. Doorman schrijft: “Waar ga je heen?” “Nergens heen.” “Dan gaan we dezelfde kant op.”
2. Een GESPREKSPARTNER komt erbij en doet mee aan het gesprek. Hij kan een heel eind met hen meegaan. Onderbreekt het gesprek niet, maar laat vertellen en stelt vragen ter verheldering.
3. Hij opent de SCHRIFT. Misschien ‘kenden’ ze de tekst wel maar, ‘t zei hen niks, het had hen nooit geraakt .
4.GASTVRIJ nodigen ze hem uit – eten samen en hij breekt het brood.
De Talmoedische traditie zegt: “Voor je kunt eten, moet je je eerst vergewissen dat de huisdieren iets te eten hebben gekregen en ten tweede moet je het brood breken, zelfs als je alleen eet. Het symboliseert: Ik kan nooit beginnen te eten zonder te beseffen dat ik bereid ben het brood te delen met anderen”. (M-A.Ouaknin, ‘God en de kunst van het vissen’, blz. 216-7)
5. Ze vertellen elkaar hoe HARTVERWARMEND ‘t was, het gesprek en het openen van de Schrift
6. Een ervaring rijker keren ze terug in hun vertrouwde wereld. Zij vertellen wat er onderweg gebeurd is en hoe ze hem herkenden aan het breken van het brood. Dat werd blijkbaar het kenmerk van de christenen.

Reality – requiem.
Vaak kom ik jou tegen in mijn gedichten
jij die nu in werkelijkheid
voorgoed verdwenen bent
in alle rust ontslapen
heet dat in mooie woorden.

Maar toch ben je er vaak, bijna tastbaar
zo echt, zo levensecht
intens troostend.

Dus vraag ik mij af
wat is werkelijkheid –.
Oeke Kruythof 

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier