Schriftlezingen: Deuteronomium 18.15-20; Marcus 1.21-28

Profeet van JHWH is wat anders dan waarzegger, geestenbezweerder, handlezer. Een profeet spreekt namens God – heeft Gods woord op zijn tong. (letterlijk “pro” = namens, en “feet” (denk aan eu-fem-istisch) = spreken). Mozes is hét prototype. Hij sprak van “aangezicht tot aangezicht met God” (Ex. 33.11) en zag de gestalte van de Heer (Numeri 12.8). Niet lijfelijk natuurlijk, met zijn oren en ogen – met of zonder Specsavers en Beter Horen van Schoonenberg. Het gaat om een proces waarin mensen God zoeken, waarin ze  “wandelen met God” om van daaruit de Stem (met hoofdletter!) in het gebeuren van alledag te ontdekken. Om vanuit hun Godsrelatie Gods visie ter sprake te brengen, zijn hoop te verwoorden, ervoor op te komen. Mozes verzekert het volk dat  hij  niet de enige en laatste profeet van JHWH is. In onze christelijke traditie worden Mozes’ woorden veelal op Jezus toegepast; hij zal de ideale vertolker van Gods woord, zal Het Woord zelf zijn.

Marcus laat ons vanaf 1.21 een “Dag van Jezus in Kafarnaüm” meemaken.       “Leren” staat daarbij voorop. Jezus is”’leraar” van de Torah (4x een vorm van “didactisch” in deze perikoop). En wel op een ongehoorde wijze! Schriftgeleerden leerden ook Torah, maar zij leerden a.h.w. een van buiten geleerd lesje. Jezus leerde doorleefd, ʼt was persoonlijk, ʼt kwam uit zijn binnenste zoals het Griekse woord (eks-ousia = wat uit de kern van een mens opkomt) benadrukt – en daardoor is zijn leren gezagsvol. De onreine geest “kent hem”, noemt hem “de heilige van God”. Later in het Evangelie (8.32vv) zegt Petrus: “U bent de Messias”. Allebei lijken ze te weten wie hij is, en toch horen ze allebei: “Hou je mond!”. Blijkbaar is het nog veel te snel om dat al te zeggen. Het zou op dit moment nog hoogdravend, hol klinken. Nu gaat het nog om de verbaasde vraag: “Wat gebeurt hier?”. De mensen voelen dat hier anders, nieuw geleerd wordt: “Een nieuwe leer met gezag!. En die verbazing zet het geheim van Jezus’ persoon centraal, het geheim van wie hij is. Jezus drijft deze demon uit, vernietigt hem niet – kon dat maar!!

Goed om te weten dat de verwonderde vraag: “Wat gebeurt hier toch?” – zonder een verklarend antwoord – steeds terugkeert in het eerste deel van het evangelie. Kijk maar bij Mc 2.12; 4.41; 6.2 en 7.37. Deze vragen leggen het ongehoord nieuwe van Jezus’ leren, van zijn persoon, in ons midden. Als er geen vragen meer zijn, blijft er alleen vanzelfsprekendheid over. En dat was ʼt voor Marcus – en zijn lezers – zeker niet

(Henk Bloem)

 

Hij sprak met gezag

“Eens komt de dag waarop mensen weer geroepen worden om het woord ‘God’ zo uit te spreken dat het de wereld verandert en vernieuwt.” (Dietrich Bonhoeffer 21-07-ʼ44)