De blogs gaan in de dagen rond Hemelvaart over het begrip ‘hemel’, een woord waar theologen en dichters op hun eigen manier tegenaan kijken.

Er wordt makkelijk gezegd: “Iemand met gezond verstand gelooft niet meer in een hemel daarboven”. Maar het verstand heeft het niet alléén voor het zeggen. Met het woord  ‘hemel’ kunnen wij iets aanduiden dat we alleen met ons verstand niet te pakken kunnen krijgen. Net als het woord ‘ziel’ waar je strikt logisch niet mee uit de voeten kunt, maar dat naam geeft aan iets dat wezenlijk is in ons leven; dat we niet willen missen. Iets dat ongrijpbaar is, en toch bestaat. Het leven is niet helemaal in data te vatten.  In het onderstaande citeer ik hierbij enkele dichters en schrijvers. Ik hoop dat ‘de hemel’ hierdoor plezierig te denken geeft.


De hemel ligt niet boven ons,
maar voor ons als opdracht,
als mogelijkheid,
die hier in de wereld
al begint.
(Duitse bisschop F. Kamphaus)

 

Hiermee had ik moeten beginnen: de hemel.
Een raam zonder vensterbank, kozijn of ruiten.
Een opening en niets daarbuiten,
maar wijd open.
Ik hoef niet te wachten opeen heldere nacht,
noch mijn hoofd achterover te buigen,
om de hemel te bezien.
Hij is achter de rug, bij de hand en ode oogleden.
De hemel omwindt mij strak
en tilt me van onderen op.

Zelfs de hoogste bergen
Zijn niet dichter bij de hemel
dan de diepste dalen.
Op geen enkele plaats is meer hemel
dan op enige andere.
De hemel drukt even absoluut
Op een wolk als op een graf
De mol kan zich even hemels voelen
als de uil die zijn vleugels wiegt
Een ding dat in de afgrond valt
valt van hemel in hemel.

Korrelige en rotsachtige,
vloeibare, vlammende en vluchtige
lappen hemel, kruimels hemel
Vlagen hemel, stapels.
De hemel is alomtegenwoordig
zelfs in het onderaardse duister
Ik neem hemel op, scheid hemel af.
Ik ben een val in een val,
een bewoonde bewoner, een omhelsde omhelzing
een vraag in antwoord op een vraag.

De verdeling in aarde en hemel
is geen geschikte manier
om aan dit geheel te denken.
Ik kan er alleen mee overleven
op een preciezer adres
dat sneller is te vinden,
Mocht ik worden gezocht.
Mijn bijzondere kenmerken zijn
geestdrift en vertwijfeling.

(W. Szymborska)

 

Bisschop Jan Bluyssen wijst in ‘God verborgen en nabij’ naar Origenes. Die schreef in het jaar 233 dat de woorden over ‘hemel’ vaak te letterlijk worden verstaan, alsof God zich op een bepaalde plaats bevindt. De hemel is geen locatie, maar een aanduiding van Gods aanwezigheid. Als we bidden: “Uw wil geschiedde op aarde zoals in de hemel” bidden wij dat wij gehoor mogen geven aan Gods wil; waar dit gebeurt, dáár is hemel. En bisschop Cyprianus vult aan dat je niet hoeft te schreeuwen als je bidt. God hoort je wel, Hij is alom tegenwoordig. (Zie bv. Jeremia 23.23). Er is geen  hemel boven en aarde beneden. Maar een hemel op aarde. En als we lezen “een wolk onttrok hem aan het gezicht” (Hand 1.9) dan is dat geen meteorologisch verschijnsel. ‘Wolk’ is een prachtig beeld voor God. Je kunt er zo doorheen lopen alsof er niks is, maar ‘t is er wel! (Zie bijv. Exodus 13.21en Jesaja 4.5).

Bluyssen noemt Johnny Jordaan als voorbeeld van een alledaagse, letterlijke interpretatie:
Zou er ook een Jordaan in de hemel bestaan,
net zoals in m’n oud Amsterdam?
Zou er hoog in de lucht ook een torenklok slaan,
als de Wester in Amsterdam?
Ik zal ‘t nooit weten -al wil ik het graag-
maar het blijft op de aarde een vraag.

Het Griekse woord voor hemel is: ouranos. De Bijbel gebruikt het veel. Als we naar Hemelvaart kijken: Handelingen 1.10: “Toen ze Jezus  nastaarden naar de hemel kwamen er twee mannen, wit geklede mannen, die hen aanspraken: Galileeërs, wat sta je naar de hemel te kijken ? Deze Jezus die van jullie in de hemel is opgenomen zal net zo terugkomen als je hem naar de hemel hebt zien gaan”. In één  zin 5x ‘hemel’ – waarbij aan een locatie, boven, onbereikbaar ver weg, gedacht wordt. Wij hebben dat locatie-denken niet van een vreemde!

De bijbel kent ook het meervoud: hemelen, ouranoi (91 keer). Zie  de allereerste Bijbelse zin: “In het begin schiep God de hemelen en de aarde” (Genesis 1.1 ) en ook: “Onze Vader die in de hemelen zijt”: (Mat 6.9vv en Luc 11.2vv). Niet dat ze aan meer hemels denkt. Er is er maar eentje. Maar de Joden spraken al van hemel in het meervoud (Sjamajim) om uit te drukken dat het om iets alomtegenwoordigs, alomvattends, meervoudigs gaat. Dat werkte door toen de bijbel in het  Grieks werd geschreven.
(pastor Henk Bloem)

 

” De hemel”, zei S.Lec, “jammer dat je er pas na je dood naar toe wordt gereden”.
(pastor Henk Bloem)


Vitale beroepen
Heeft God ook een vitale functie  in onze wereld? Is Hij nodig? Bijvoorbeeld als verklaring voor de huidige pandemie? En Jezus? Of kan hij rustig naar de hemel gaan? Missen we ‘de kerk’?  Hebben we Pasen-dag van de Opstanding-  gemist? Zijn dat vitale, noodzakelijke vieringen, dagen, of gaat je leven gewoon door als het er niet is?

Toen Napoleon de wiskundige/astronoom Pierre Laplace vroeg: “Waar is God in uw systeem” antwoordde hij:  “Hoogheid, die hypothese heb ik niet nodig. De fysicus W. Heisenberg zag dat God geen ‘gatenvuller’ voor ons systeem kan zijn – dat hij veeleer buiten elk systeem om is, toen hij zei:  ”De eerste slok uit de beker van de natuurwetenschap maakt je een atheïst, maar op de bodem van de beker wacht God op je”. En een  neurowetenschapper zei ooit: ”Als God bestaat, dan is Hij volledig anders dan welke theoloog ook denkt.” En de titel van het boek van de natuurkundige A. van de Beukel, ‘De dingen hebben hun geheim; gedachten over natuurkunde , mens en God’ (Ten Have 1994) is veelzeggend. ‘Geheim’ – niet een schakel in een systeem, maar wel  een vitale  functie. Daar wordt een ding ineens anders, levend door. Of ook zijn boek: ‘Met andere ogen; over wetenschap en het zoeken naar zin’, waarin de wetenschappelijke kijk niet als de enig ware en uitputtende  kijk wordt gepresenteerd. De wetenschap ontleedt, wil begrijpen. Het zoeken naar zin zegt: Kijk eens, is dat niet wonderlijk? En daar doe je ‘t toch voor?