In tijden van verwachting, waar zoeken we dan naar? Leunen we achterover of bewegen we mee in de richting van dat wat we verwachten? In verwachting zijn is hopen op een wonder, de geboorte van iets nieuws, van Goed Nieuws. Wie wil dan niet in verwachting zijn?

Op zoek
Dikwijls hoor je dat de kerk een andere missie heeft dan de politiek. En dat ze zich niet op dat terrein moet begeven. Maar waarnaar zouden de Judeeërs en Jeruzalemmers die naar Johannes toekwamen, op zoek zijn? Het ontbrak hen blijkbaar aan “Goed Nieuws van Jezus Christus, de Zoon van God.” Ze hoorden al jaren hetzelfde liedje, draaiden in een cirkeltje rond en hoorden geen goed nieuws en zeker niet het Goede Nieuws van Jezus Christus. Marcus wil mensen door zijn Goed Nieuws ‘beter’ maken, hen mensen doen worden die het Goede Nieuws van Christus, de Zoon van God in hun leven een plek geven. Waiting is crucial (wachten is cruciaal) hoorde ik Londense christenen zeggen. Niet het rusteloze wachten van het willen hebben en willen doen maar het waakzame, behoedzame wachten van wie gelooft in de kracht van de liefde van trouw en verbondenheid. Verwachten, op de groeikracht van het zaad
Zulk wachten is cruciaal. Anders scheppen we de wereld naar ons beeld en onze gelijkenis.


Joke van Leeuwen: Vier manieren om op iemand te wachten.
1. Zittend, denkend aan liggen. Je handen strijken rimpels in het tafellaken glad, rond een gerecht dat moeilijk en te veel voor twee is. Het ruikt de ramen uit, het doet zijn best niet in te zakken zoals een ingehouden buik niet bol te zijn.
2. Lopend bijvoorbeeld naar de ramen en terug en toch weer naar de ramen omdat geluid zich buigt naar wat je horen wilt, maar het niet is. Er danst een stoet voorbij, verklede mensen die iets onverstaanbaars juichen, van elkaar goed weten hoe ze heten en te kijken dansen dat je kijken moet.
3. Staand bij een ingang, uitgang, waar je zei dat, maar er zijn er drie, je weet niet meer of die of deze, Van blijven staan komt niemand tegen, maar met bewegen wordt haast bereikt wat net verdween. Zeker nog niet gezegd wie blijft en wie beweegt en wie dan wie wanneer en van hoe ver weer ziet.
4. Niet.


Verwachting

Ik wens je …
dat je levenslang in verwachting kunt zijn,
in verwachting van hoop,
van plannen, van ideeën.
Want wie in verwachting is,
heeft toekomst, draagt toekomst,
is zelf toekomst.

Ik wens je …
dat je een voldragen geboorte mag geven
aan alles wat je bezighoudt,
dat je zolang zwanger bent als nodig is.

Niet korter,
dan zouden je plannen mislukken,
het nieuwe uit je leven verdwijnen
voor het kans van bestaan had.

Niet langer,
zodat de tijd van geboorte verstrijkt
en woorden geen daden worden,
plannen geen vorm en uitvoering krijgen,
en jij achterblijft met lege handen,
een leeg hart,
een heden zonder toekomst.

Durf in verwachting te zijn,
durf wachten tot de tijd rijp is,
durf tot handelen over te gaan
als de tijd daar is.
Wees moedig en geef leven aan de hoop.

Marijke de Bruijne.


Morgen zal ik er zijn
Ad de Keijzer schreef in De Sleutel: Na vier weken de weg van het wachten te hebben afgelegd, zijn we met Kerstmis ‘aangekomen’. Dat is de ene beweging. De tweede beweging komt van de andere kant: Gods Gezalfde omarmt liefdevol de wereld.
In de liturgie oefenen we dit wachten in. Onze gehaastheid wordt geremd, we worden uitgenodigd in ons zelf te keren. De verschillende riten maken hierop attent. De adventskrans met vier kaarsen markeert stap voor stap de liturgische weg van verwachting. De altijd groene takken zijn teken van de lange duur. De kleur paars duidt op het uithouden en verduren.
Ook de gezangen van de advent leren ons wat in verwachting zijn betekent. Het Rorate caeli kent vier strofen met steeds hetzelfde refrein dat begint met: Rorate caeli. Op de eerste adventszondag wordt de eerste strofe, op de tweede de eerste en tweede, op de derde de eerste, tweede en derde en op de vierde zondag alle vier strofen zodat er een muzikale adventskrans ontstaat waar niet telkens een kaarsje maar een strofe bij komt.
En dan is er het oude lied O kom, o kom Immanuel, waarin wij naar kerst en Gods liefde naar ons komt. Een dubbele beweging. Ooit werd de laatste zeven dagen voor kerst telkens een korte tekst gezongen die steeds met ‘O’ werd begonnen. De zogenaamde O-antifonen. Ons Nederlandse lied kent maar vijf strofen en elke strofe roept de Messias met een andere titel aan. En heel kunstig vormen de eerste letters van deze titels, in omgekeerde volgorde gelezen, de Latijnse spreuk: ‘Ik zal er morgen zijn’. Morgen in de kerstnacht zal ik er zijn: Immanuel, God-met-ons.
Enerzijds zingen wij ons naar Kerstmis toe en anderzijds zingen we de Messias naar ons toe. Dubbele beweging.

Henk Bloem, pastor
Meer verdieping in de lezing van komende zondag: lees hier.