Het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen en het ambts- of hiërarchisch priesterschap, ofschoon ze in essentie en niet alleen naar rangorde verschillen, zijn toch op elkaar gericht; het éne zowel als het andere maakt op zijn specifieke wijze deel uit van het ene priesterschap van Christus. De ambtsdrager vormt en bestuurt het priesterlijk volk door de gewijde macht die hij geniet. In de persoon van Christus voltrekt hij het eucharistisch offer en in naam van heel het volk draagt hij het op aan God. De gelovigen van hun kant dragen krachtens hun koninklijk priesterschap actief bij tot het offer van de eucharistie en in het ontvangen van de sacramenten, in gebed en dankzegging, in het getuigenis van een heilig leven, in de onthechting en daadwerkelijke liefde oefenen zij dit verder uit.

Fragment uit Lumen Gentium,
Hoofdstuk II: Het Volk Gods, alinea 10,
Vaticanum II. Conciliedocumenten