Ik kan me dagenlang verstrooien
met ’n blocnote en een pen,
met gemijmer over leven,
over wie en wat ik ben,
maar mijn povere gedachten,
stijgen op als een ballon,
als ik zomaar zit te zitten
in het gras en in de zon.

Ik kan dagen, soms zelfs nachten
denken over ’s levens lot,
over hopen en vertrouwen,
over liefde, over God,
maar het gekke is, ik voel me
altijd dichter bij de bron,
als ik zomaar zit te zitten
in het gras en in de zon.

Toon Hermans, Nieuw Gebedenboek, pag. 14