Schriftlezingen: Js.63,16b-17,19b;64,2-7 en 1 Cor 1,3-9 en Marcus 13,33-37
De ‘synoptici’ heten de drie evangeliën van de evangelisten Matheus, Markus en Lucas. Het betekent: ‘in één blik te vangen’. En dat is ook zo omdat ze zo sterk op elkaar lijken. Het woord komt van sun =samen, en optici =opticiën, zien,kijken.
De eerste zondag van de Advent – zeg maar van onze weg naar Kerstmis – heeft niet plaats in een wereld waarin geen wolkje aan de lucht is. Integendeel. Zware aardbevingen overstromingen, bosbranden, wrede oorlogen. En ook de relatie tussen volk en God is behoorlijk verstoord. Wij zijn, lezen we, als vuile was, als afgevallen bladeren. En niemand durfde uw Naam aan te roepen en zo raakten we ook van de bron van het leven, van God onze Vader vervreemd.” En toch zijt ”Gij onze Vader, wij zijn het leem, Gij de boetseerder!” …en dan eindigt deze klaagzang met de prachtige ommekeer: “Zie op ons neer, wij zijn uw volk”.
In de paar regels uit de Korinthe brief prijst Paulus de Korintiërs. Bemoedigt hen niet bang te zijn voor het uit-einde-lijke einde. Sommigen hebben hierbij gedacht aan tijd en uur. Waarschijnlijker lijkt mij dat “tot het einde” een metrische omzetting is van “uit- eindelijk”. Dit uiteindelijk moment komt er voor iedereen—Niemand weet wanneer precies. Vandaar de oproep waakzaam te zijn. (de verzen:33,35,,37).
Die roep klinkt ook in de evangelielezing: In de brief aan de Korintiërs worden de eerste regels bevestigd door de slotzin: God is getrouw, die geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus”. Of met andere woorden: op Hem, God, kun je bouwen. Jezus vraagt om Waakzaamheid. Niet voor een hond of boze buurman. Het is een waakzaamheid, en slaap (vers 25) voor de komst van de heer des huizes, dat is zoals vers 13,26-31 duidelijk maken: de Mensenzoon. De waakzaamheid die uit eindelijk van je gevraagd wordt is dat je er klaar voor bent .
De lezing uit Jesaja is met veel knip en plakwerk tot stand gekomen. Lezen we de bijbel? Of wat de liturgisten ons voorschotelen?
En nog een vraag? Wie was er eerst? De profeet Ezechiël of de profeet Jesaja. Er zijn meerdere overeenkomsten. Bij Jesaja ook de vallende bladeren; de vuile kleren, niemand die Gods naam nog aanroept… … en toch bent u onze Vader, met het beeld: Wij zijn de leem, U bent de boetseerder. Treffende overeenkomsten!
Het valt op dat hier 14x “ons” of “Onze” staat. Dan moet er ook een tegenpool, een tegenover zijn. Dat is de HEER, Verlosser. Hij is het die aangeroepen wordt om de breuk te herstellen. Met “wij zijn het leem—Gij de boetseerder”, en: ” Zie op ons neer; wij zijn uw volk”, wordt de breuk tussen “ons” en de “Heer, Verlosser” voorlopig hersteld. Het volk vraagt 3x: “Waar is Hij nu? (Vers 63,11-13.) En in vers 15vv komt het antwoord: U bent toch onze Vader”. Dat woord ‘toch’ zegt alles. Israël heeft lang niet gehoord van God, ze hebben hem lang niet gekend, ze kenden elkaar nauwelijks, kwamen tegen hem in opstand maar: U bent toch onze vader.
Ik herinner me ooit gepreekt te hebben over “en toch” als Godsnaam. Zie ook Jesaja 63,16 en 64,4 en 64.7. Het is een naam -tegen alle namen in!
Emeritus-pastor Henk Bloem
Lees de blogs van de week voor verdere verdieping bij de lezingen