Schriftlezingen: Exodus 17,8-13 en Lucas 18,1-8

Jonathan Sacks – opperrabbijn – ziet in het verhaal van Exodus 17,8-13 twee lagen. Het Hebreeuwse woord bekirbenoe ‘in ons midden’ (vers 17,7) kan zowel ruimtelijk als psychologisch gelezen worden: Is de Heer nu in ons midden of: is de Heer nu in ons. En dat geeft twee verschillende interpretaties. De Israëlieten wonnen niet omdat God namens hen streed, maar omdat God hen de kracht gaf. God was niet ‘in hun midden’ hij was ‘in hen’. De Misjna (een verklarend geschrift bij de Thora), ziet dit psychologische niveau en relativeert een goddelijk ingrijpen in de oorlog. Gods ingrijpen vindt niet ‘buiten ons’ plaats, maar ‘in ons’. Mozes’ handen verrichtten geen wonder, maar wijzen naar boven en wijzen de Israëlieten naar de hemel. De aanvankelijke moed is ingezakt. Ze klagen over het water, over gebrek aan eten…God lost deze problemen op: het water wordt zoet en het regent manna. Maar ze blijven klagen en Mozes roept wanhopig: “Wat moet ik met dit volk?” God doet water uit de rots stromen, maar de namen Massa en Meriba blijven aan die opstandigheid herinneren. De naam Amalek staat voor de vijand bij uitstek van Israël; is als het ware de belichaming van ‘t kwaad (Deuteronomium 25). De confrontatie heeft plaats tussen Egypte (=slavernij, onderdrukking) en het Land van de Beloften, waar vrijheid, recht en gerechtigheid zal zijn. En dan is het ook niet vreemd dat, volgens een chassidische traditie, Amalek iets in Israël zelf is. Dat de grootste vijand IN Israël, IN de mens, IN mijzelf huist. Uiteindelijk gaat het om dat gevecht.

In Lucas 18,1-8 hebben de rechter en de weduwe geen namen. Het gaat niet om Jantje en Marietje, maar om types. Types niet alleen van bepaalde personen, maar ook van een maatschappij die niet meer geraakt wordt door onrecht. Types van maatschappelijke, sociale groepen in de samenleving (zie Jezus Sirach 35.17-21). De naamloze rechter vertegenwoordigt een rechterlijke klasse die geen recht verschaft, die onverschillig blijft voor de klachten. En de vasthoudende weduwe die haar recht blijft opeisen. De rechter gaat rechtspreken, niet uit rechtsgevoel – hij wordt “rechter van het onrecht” (vers 6) genoemd – niet uit sympathie of empathie – wat daarna wel aan God toegeschreven wordt (vers 7) –, maar uit eigenbelang: opdat zij niet ten einde raad actie onderneemt en mij een blauw oog slaat. Bedenk wel dat bij God niet van ‘ten einde raad’ wordt gesproken. Daar is sprake van ‘grootmoedigheid’ en ‘geduld’. Vandaar ook dat de intentie van deze parabel is dat ze moesten blijven bidden zonder de moed op te geven. Tomas Halik ziet ‘geloof’ als de naam voor ‘geduld met God’ (zie zijn boek: Geduld mit Gott). Dat zie je ook in de slotzin die dit geduld uitrekt tot de komst van de mensenzoon: “doch zal de mensenzoon bij zijn komst, vraag ik je, dat vasthoudende vertrouwen aantreffen op de aarde?”

Oecumene van de Spiritualiteit
Op de vraag wat er karakteristiek zal zijn voor mystiek in de 29e eeuw zegt Volker Leppin: “Die zal iets religieus en interconfessioneels hebben. In de mystiek vinden we iets dat onze confessionele bouwwerken overstijgt. Dat een ‘Oecumene van de spiritualiteit’ is. Het is een heel belangrijke opening om te zeggen: We bidden samen en laten ons gezamenlijk in God vallen. Dat is niet alleen lutheraans of katholiek, maar simpel weg: christelijk.” (Christ in der Gegenwart 40/2022.
Interessant dat zowel Teresa van Avila, Edith Stein en Simone Weil joodse wortels hebben. Mystiek stond in het jodendom hoog aangeschreven. Zou mystiek mogelijk een weg naar interreligiositeit zijn? Onze christelijke taak is er niet mee gediend als we steeds de verschillen benadrukken! Zouden we niet juist de overeenkomsten naar voren moeten halen? Jezus nodigt allen uit aan de tafel van het avondmaal. Kunnen, mogen wij ons dan tussen de gastheer en de genodigden opstellen?

Henk Bloem, pastor

Voor de blogs bij de lezingen van deze zondag: lees hier.