Schriftlezingen: Jesaja 45,1.4-6; 1Thes 1,1-5b en Mt 22.15-21

De Perzische koning Kores, oftewel Cyrus, laat het volk uit de Babylonische Ballingschap naar Jerusalem terugkeren. Vandaar, als dank, zijn eretitel: ‘mijn gezalfde’. Vóór onze papierwinkel er was, werd iemand als ‘gevolmachtigde’ aangewezen door zalf/zalving. (Zou hier ook onze ziekenzalving haar wortels hebben?) En zoals nu politiek en religie dikwijls samengaan, zo werden toentertijd religieuze en politieke zaken in één adem genoemd. De woorden “Het was omwille” spreken een excuus uit: het gaat niet om geweld om macht; het gaat om Jacob (Israël), om de eenheid van de ene God met zijn volk. Dat is andere koek.
Om de Godsnaam JHWH niet uit te spreken lezen Joden hier automatisch: Adonai=mijn Heer. In Gods naam heeft Kores – een heiden, van wie 2x gezegd wordt: ”en u kent Mij niet”(vers 4-5)-  Israël doen terugkeren naar het land van belofte. Hij wordt door God in dienst genomen en de ‘geloofsbelijdenis’: “Ik ben de Heer, er is geen ander, buiten mij is geen god”, gaat ook voor hem gelden. Deze profetische, en joods gelovige blik geeft diepte aan het ‘feit’ van de terugkeer. Hierdoor werd het voor hen niet alleen een emigratie, maar een terugkeer naar het land van belofte.  Dat gaf hoop en toekomst. Van ‘alleen feiten’ kan een mens niet leven, zegt Nietzsche. Merk ook op dat hier het monotheïsme wordt verkondigd te midden van een wereld vol van goden. En dat hier ‘hoop voor de toekomst’ wordt meegegeven.

In het Evangelie komen de Farizeeën met strikvragen bij Jezus. Ze sturen leerlingen die hem betitelen als ‘meester’, hem als deskundige zien. Leerlingen openen met een wat slijmerige (captatio benevolentia) tekst en dichten Jezus kwaliteiten toe die ook voor God gelden. Hun vraag betreft de hoofdelijke belasting aan de keizer. Kan dat? In 17,24-27 hoorden we al: gelovigen kunnen dat rustig doen. Zo tonen zij zich onafhankelijk van de keizer, bovendien  vallen ze zo niet op. Dus doen.
In 22.15-21 is de vraag: mag je van God belasting aan de keizer betalen? Doe je daar God niet mee tekort? Een strikvraag: wèl betalen betekent dat je de keizer belangrijker vindt dan God, en niet betalen is een belediging van de keizer. En dat kost je de kop.
Jezus antwoordt niet direct op hun strikvraag, maar pakt het fundamenteler aan door aan te tonen hoe huichelachtig zij zijn; en dat voor Farizeeën! De fine-fleur. (vers 18)

Henk Bloem, pastor
Voor blogs bij de lezingen van deze week: lees hier