Schriftlezingen: Sirach 35.15b-17.20-22a en Lucas 18.9-14

Het accent moet op: ‘De Heer’, niet op ‘rechter’ zijn. De ‘gewone’ rechters, héten wel rechter, maar spreken en doen meer krom dan recht. Vier keer staat er wat God niet doet, waarin hij anders is. Het meest frappante: Hij luistert: naar de verdrukte, naar het gezucht van de wezen, naar de klaagzang van de weduwe. Hij staat hen bij, is (altijddurende?) bijstand! Trekt recht, wat krom, scheef gegroeid is. Erbarmt zich over de onderkant van de samenleving, de periferie en doet hen recht! Jezus Sirach (rond 180 voor Chr.) ziet de samenleving afglijden – door corruptie, steekpenningen, vriendjespolitiek, en dat geldt ook voor de rechters. God is en wil het anders zegt hij. Hij wil recht voor alle mensen, zeker voor hen die uit de boot geduwd worden, of als afval eruit dreigen te vallen. God wil, kent geen afvalputjes.

De tollenaar en de Farizeeër – als naamlozen zijn ze typen van een groep (zie vers 9). Enerzijds Farizeeën: respectabel voor God en de mensen – weten ze zelf maar al te goed!- anderzijds tollenaars die bekend staan als de bonte hond. De Farizeeër bidt, zelfbewust, rechtop staand, schept op over zichzelf, zet zich af tegen de ‘anderen‘ die worden neergezet als Nietswaardig/Nietsnutten – (in ‘t Grieks: eksouthe… daar zit NIET in). Hij presenteert zichzelf als ‘rechtvaardig’ en God mag zich gelukkig prijzen met hem. De tollenaar bidt op afstand, durft zijn ogen niet op te slaan, slaat zich op de borst als teken van “het spijt me”, bekent zich ‘zondaar’ en vertrouwt zich aan God toe. Jezus commentarieert: Deze ging ‘gerechtvaardigd’- dat zegt de farizeeër van zichzelf ! – naar huis.

Joden spreken van een ‘rechtvaardige’, waar wij ‘heilige, geheiligd’ zouden zeggen. Zij leggen meer accent op doen, bij ons meer op wat je bent. Beiden komen bidden, wenden zich tot God, beiden kloppen zich op de borst. De een trots op zichzelf, de ander vragend om erbarming voor zichzelf. De slotzin “Wie zich verheft ….” enz. horen we ook bij Lucas 14.7-11, en Luc. 1.48-49 bij Maria: “Hij zag mij met respect…” Zó had nog nooit iemand naar haar gekeken. Dit is geen filosofische vaststelling over normen en waarden. Het gaat hier om de ervaring van het Koninkrijk van God. Maar dan moet er dus veel veranderen.

Henk Bloem, pastor

Voor blogs bij de lezingen van deze zondag:lees hier